Teun (4) is enthousiast aan het vertellen over school. Terwijl hij met een groot gebaar aan wil wijzen hoe hoog zijn toren was, gaat het mis: zijn beker valt om. Dat is nu al de derde keer deze week! Wat doe je eraan?
Belonen en straf geven: twee middelen die je kunt gebruiken om een kind iets te leren. Maar niet de eerste twee. Door belonen en straffen kun je aan dieren kunstjes leren. Aan kinderen ook. Maar goed gedrag is geen kunstje. Je wilt juist dat het (op den duur) van binnenuit komt. Daarom zijn belonen en straffen niet de eerste middelen om te gebruiken in de opvoeding. Bovendien: hoe meer straf kinderen krijgen, hoe minder het werkt. Niet voor niets worden vaders in de Bijbel opgeroepen om hun kinderen niet te tergen, opdat ze niet moedeloos worden (Kol. 3: 21).
Vóór je gaat belonen of straffen
Het mooist is natuurlijk om te voorkómen dat een kind straf nodig heeft. Dat kan door op tijd te vertellen welk gedrag je verwacht en waarom. ‘Als we bidden, praten we met de Heere. Daarom doen we onze ogen dicht, zodat we niet aan iets anders gaan denken’.
Duidelijke regels helpen ook. Als bij alle leidinggevenden de regel ‘Deur dicht, mond dicht’ geldt, dan is het veel makkelijker om je er aan te houden. Dan weten de kinderen waar ze aan toe zijn. Thuis geldt dat ook. Als het van jouw bui afhangt of de kinderen van tafel mogen lopen onder het eten, zullen ze het vaker doen, dan wanneer duidelijk is dat het nooit mag.
De aandacht vestigen op het gewenste gedrag werkt ook goed: ‘Ik zie dat Jort al klaar zit’. Als je dat zegt in een groep kleuters, zit in no time iedereen klaar.
Belangrijk is dat de verwachtingen die je hebt, haalbaar zijn voor het kind of de groep. Anders red je het niet zó, en ook niet met belonen of straffen. Sommige kinderen zijn te beweeglijk om een uur stil te kunnen zitten. Dan kun je beter zorgen voor even beweging tussendoor, dan dat je probeert met belonen en straffen iets te bereiken.
Wanneer wel, wanneer niet…
Wanneer is straf op zijn plaats? Als een kind bewust een grens over gaat heeft het straf verdiend. Dan is hij stout en dat weet hij heel goed. Er moet dus een duidelijke grens zijn, die het kind kent en die hij ook zou kunnen houden.
Vaak als er iets mis gaat, is dat niet expres. Een kind is soms onhandig of heeft niet door wat de gevolgen zijn van zijn gedrag. Ook kunnen jonge kinderen regels nog niet generaliseren: als een regel thuis geldt, hebben ze niet automatisch door dat die ook bij oma geldt. Terwijl je als ouder denkt: dat snapt ze toch wel!
Kinderen zijn volop aan het leren. Het is goed om je dat steeds te realiseren. Anders zie je het gedrag van het kind al snel als ‘stout’. Je reactie daarop is: boos worden en straf geven. Maar als je ziet dat je kind aan het leren is, zul je eerder helpen of uitleg geven. Hoe je er tegen aan kijkt, bepaalt dus hoe je reageert.
Als je straf geeft voor dingen die per ongeluk fout gaan, leer je een kind dat het geen fouten mag maken.
En dat is niet terecht. Want iedereen maakt fouten als hij iets nieuws leert. En zelfs nog als hij iets allang kan. Een voorbeeld hiervan is het verhaal van Teun met zijn beker drinken. In dat geval zou ik geen straf geven. Wel zou ik hem vragen om zelf de rommel op te ruimen. Zo leert hij dat zijn gedrag gevolgen heeft en dat hij daar zelf verantwoordelijk voor is.
Als een kind wél straf verdiend heeft, moet het die ook krijgen. Straf is nodig om de grens te markeren. Als een kind de grens overgaat, maar geen straf krijgt, lijkt het of die grens toch niet echt een grens is. Soms zeggen kinderen snel sorry als je een straf hebt aangekondigd. Dat is natuurlijk fijn, maar het kan een poging zijn om onder straf uit te komen. Dat is niet de bedoeling. Want dan leert een kind om anderen om te kopen en niet om verantwoordelijk te zijn voor zijn eigen gedrag.
Een tik
Twintig jaar geleden was een tik geven nog heel gebruikelijk in de opvoeding. Nu is een ‘pedagogische tik’ verboden. Hoe moeten we daar als christen mee om gaan? Want in de Bijbel gaat het soms ook over slaan, bijvoorbeeld in Spreuken 23: 13-14. Ik denk dat een pedagogische tik geven geen zonde is, maar dat we het toch niet moeten doen.
In de tijd van de Bijbel was slaan een geaccepteerd opvoedingsmiddel. In ons geval heeft de overheid het slaan van kinderen te allen tijde verboden. Vanuit Romeinen 13 geloof ik dat we de overheid daarin gehoorzaam moeten en kunnen zijn. Te meer vanwege het getuigenis naar buiten. Er zijn genoeg andere middelen om onze kinderen dingen aan te leren. De tekst uit Spreuken hoeven we niet letterlijk uit te voeren in onze tijd, maar de strekking blijft wel staan: geef straf als dat nodig is, want als je kijkt naar de lange termijn, wordt een kind daar alleen maar beter van.
Belonen
Over het algemeen geldt dat belonen beter werkt dan straffen. Je kunt te weinig belonen: nooit een complimentje of iets speciaals. Je kunt ook te veel belonen: dan moet er altijd iets tegenover staan. Terwijl bijvoorbeeld opruimen aan het eind van de dag normaal is en niet per se beloond hoeft te worden.
Belonen is een mooi middel om een gewoonte te doorbreken, om ander gedrag aan te leren. Wanneer gedrag moet veranderen, is het goed om dat eerst te bespreken met een kind. Uitleggen welk gedrag je graag wilt zien en waarom. Als dat niet werkt, kan een beloning soms een handje helpen. Het helpt jou zelf ook om niet negatief te reageren bij elke overtreding, maar juist de aandacht te richten op het goede gedrag.
Bijvoorbeeld bij Nienke die op de zondagschool maar blijft kletsen. Je hebt duidelijke regels. Je hebt een ander plaatsje geprobeerd. Je hebt gezegd welk gedrag je graag wilt zien. Dat lijkt allemaal niet te werken. Dan kan het helpen om haar te belonen. Het belangrijkste deel van de zondagsschool is de Bijbelvertelling. Daar kun je mee beginnen. Als Nienke onder de Bijbelvertelling helemaal stil is, dan mag ze daarna helpen uitdelen (of iets anders wat zij echt leuk vindt). In een groep kan wat extra persoonlijke aandacht al veel doen!
Thuis kun je dit doen bij aan tafel blijven zitten, op tijd thuiskomen voor het eten en dergelijke. Het gaat om dingen die het kind kan, maar waarvoor hij een extra duwtje nodig heeft. Bij ’s nachts zindelijk worden helpen stickertjes bijvoorbeeld niet, omdat een kind daar zelf niets aan kan doen als hij slaapt.
Er zijn allerlei manieren om een kind te belonen voor goed gedrag. Een knuffel, samen iets leuks doen met papa of mama, mogen helpen met eten koken, mogen kiezen wat er gegeten wordt, een spelletje doen, voorlezen, een rondje fietsen, wat langer opblijven.
Hoe?
Bij peuters en kleuters is het belangrijk dat de straf snel na de overtreding komt. Dan begrijpen ze het verband tussen stout zijn en de straf beter. Dit geldt ook voor belonen, dat kan het beste zo snel mogelijk na het goede gedrag. De straf of beloning moet passen bij het gedrag. Bij iets kleins wat goed gaat, hoort geen groot cadeau. Bij een keer van tafel lopen past het niet om een hele week vroeg thuis te moeten zijn.
Het mooist is het als een straf of beloning ‘logisch’ is, als hij te maken heeft met het gedrag. Als jij uit boosheid iets stuk maakt, moet je het (deels) vergoeden. Als ik lang op jou moet wachten, mag jij straks een taakje voor mij doen, dan heb ik die tijd weer terug. Als jij te ver weg gaat in de wijk, moet je de rest van de dag maar in de tuin blijven. Als jij al goed op de stoep kunt blijven, mag je wat verder weg met je fietsje. Als jij snel klaar bent met opruimen, is er nog tijd voor een spelletje.
Spiegel
In de opvoeding zijn wij voor onze kinderen een beeld van God. Door ons leren ze iets van Wie Hij is. Dat geldt ook voor onze omgang met straffen en belonen. Door ons moeten ze iets leren over rechtvaardigheid, geduld, genade, betrouwbaar zijn in wat je zegt – of dat nu iets leuks is of iets naars… In die spiegel mogen we steeds kijken, met het gebed: ‘Vergeef ons onze schulden… en maak ons Uw beeld gelijk’.