Grenzen stellen is nodig, maar eerlijk is eerlijk: het is soms gemakkelijker gezegd dan gedaan. Kinderen zijn vaak meesters in het opzoeken van de grenzen. Hoe reageer je goed? Gelukkig mag je de teugels zo nu en dan laten vieren, want dan kunnen kinderen groeien!
‘Als je nu niet héél snel je telefoon weglegt, gaat er vanavond een halfuur van je game-tijd af!’ hoor ik mezelf roepen vanuit de keuken. Al drie keer heb ik aangegeven dat ik wil dat mijn zoon stopt met doelloos filmpjes kijken. Het is nu welletjes! Ik zucht, terwijl mijn zoon mopperend zijn telefoon weglegt en mompelt: ‘Waarom doe je zo boos?’ Ik ga onverstoorbaar verder met waar ik mee bezig was, maar vanbinnen stormt het. Dit gebeurt te vaak: ik denk een afspraak met mijn kinderen gemaakt te hebben, maar kom dan toch tot de conclusie dat er nog maar bar weinig van terechtkomt. Zijn mijn grenzen niet duidelijk genoeg? Moet ik er meer bovenop zitten? Of doe ik juist te moeilijk en moet ik wat losser omgaan met deze huis-tuin-en-keuken-overtredinkjes?
Grenzen zijn als een stevig huis
Dat grenzen belangrijk zijn beaamt zo’n beetje elke opvoedexpert. Grenzen geven duidelijkheid en daarmee veiligheid. Dat zegt ook Heleen de Hertog, moeder van vier kinderen en oprichter van Howtotalk, een organisatie die onder meer opvoedtrainingen geeft. ‘Grenzeloos zijn is akelig en beangstigend voor kinderen’, geeft ze aan. ‘Alsof ze in een woestijn zijn waar niemand is alsof geen mens om hen geeft. Grenzen zijn als een stevig huis, ze vormen de kaders waarbinnen kinderen veilig kunnen leren.’
Het is echter niet gemakkelijk om te bepalen op wélke gebieden je grenzen stelt. Je kunt toch niet alles dichttimmeren? Heleen adviseert om na te denken over ongeveer vijf waarden die in jouw huis gelden. ‘Denk aan: we eten aan tafel, we zitten op de bank, we zijn respectvol’, zegt ze. ‘Je kunt deze samen met je kind formuleren, dat hangt van de leeftijd af.’ En cruciaal: communiceer die regels ook. Heleen: ‘We denken dat kinderen de afspraken wel kennen, maar is dat niet zo. Je moet duidelijk zijn: dit is acceptabel en dit is onacceptabel gedrag. De grote vraag – in ieder geval wat mij betreft – luidt: hoe zorg je ervoor dat je kind zich aan de afspraken houdt? Heleen worstelde daar vroeger ook mee. Ze weet nog goed dat haar driejarige zoon graag op de bank sprong. ‘Ik bleef maar van een afstand roepen dat hij dat niet moest doen, maar hij ging maar door. En dan begon ik te dreigen: ik tel tot drie… Uiteindelijk stuurde ik hem naar zijn kamer, omdat hij niet luisterde.’ Verontwaardigd: ‘Ik dacht, waar gáát dit over? Het begon zo klein en simpel, maar escaleerde helemaal.’
Heleen weet inmiddels dat er enkele principes zijn, die enorm kunnen helpen om succesvol met je kind te communiceren. Fundamenteel is om allereerst de gevoelens en behoeften van je kind te erkennen. ‘Mijn oudste ad enorme driftbuien. Door te zeggen ‘Houd daarmee op!’ negeerde ik zijn emoties. Maar emoties zijn net als een stromende rivier die je niet kunt stoppen. Het is behulpzamer om naar je kind te luisteren en zijn gevoel te benoemen, in plaats van te ontkennen. Dan kalmeert je kind en gaat het zich beter voelen.
Zo klein als een erwt
Dealen met een opstandig kind is lastig, maar zelf kun je vanbinnen ook behoorlijk koken. Heleen waarschuwt: ‘Let op hoe je je uit. Als je al je boosheid over je kind uitstort ontstaan er angstgevoelens.’ Maar hoe manage je je eigen boosheid en blijf je kalm? Heleen geeft aan dat het onder andere belangrijk is om tijdig te zeggen wat je denkt en voelt. ‘Ik gebruik van de metafoor van een melkpannetje. Als dat op het vuur staat, zie je de melk eerst wat borrelen. En dan opéén schiet de melk omhoog. Het is zaak om de pan op tijd van het vuur te halen. Zeg dus bijvoorbeeld: “Ik ben moe, mijn geduld is zo klein als een erwt.” Of loop even weg uit de situatie. Als dat niet kan omdat je kind nog klein is, doe dan ademhalingsoefeningen om rustig te worden of ga samen naar buiten.
Grenzen zijn vaak nodig, begrijp ik van Heleen, maar er is ook een andere kant: ze kunnen groei belemmeren. Ik moet terugdenken aan toen onze tweeling begon te kruipen en werkelijk alles pakte wat binnen handbereik was. Ik heb in die tijd dagelijks de bank voor onze boekenkast geschoven. Maar op een gegeven moment moest ik daar ook mee stoppen: als ik die bank bleef verplaatsen, zouden mijn jongens het nóóit leren.
Jaren later gebeurden vergelijkbare dingen. In het begin was er geen haar op mijn hoofd die eraan dacht mijn kinderen alleen naar school te laten fietsen. Maar na een tijd kwam dat moment toch. Heleen: ‘Zeker moeders hebben de neiging om hun kinderen lekker bij zich te houden alles voor hen te doen en hen overal bij te helpen. Ook omdat dingen dan veel sneller gaan. Het is nodig om je geregeld af te vragen: welke dingen doe ik, die mijn kind eigenlijk zelf zou kunnen?’
Steigers afbouwen
Gooi je hen dan zomaar in het diepe? Ik moet denken aan een mooie term die in het onderwijs wordt gebruikt: scaffolding. Scaffold is het Engelse woord voor ‘steiger’. Als een kind iets nieuws moet leren, bouw je als het ware steigers: je geeft kaders, uitleg, je stimuleert, adviseert. Maar als een kind het dan kán, kun je de steigers geleidelijk afbouwen. Sommige kinderen vinden dat laatste heel spannend. Dan is vertrouwen geven de sleutel, zegt Heleen. ‘Zeg bijvoorbeeld: ik denk dat je eraan toe bent om het zelfstandig te doen en ik heb er vertrouwen in dat je dit kunt. En vraag ook: wat zou jou helpen om dit alleen te doen? Zo stimuleer je de autonomie van een kind. Dat is heel belangrijk.’
Tekst: Elleke van den Burg – Poortvliet