Op zoek naar materiaal over Hemelvaart en Pinksteren? Bekijk de themapagina.

Kerstverhaal - Toch kerstfeest voor Omar

Een kerstverhaal over twee Turkse jongens in Nederland. Als er op de muur van de school een spotprent getekend staat, krijgen Omar en Ahmed de schuld. Maar hebben zij het wel gedaan?

Toch kerstfeest voor Omar

Er loopt een jongen over de straat. Hij heeft dikke zwarte krullen. Zijn ogen zijn ook zwart, met kleine lichtjes erin. Hij heeft een dikke groene jas aan met bruine ruiten. Hij heet Omar.
Er gaat nóg een jongen over de straat. Hij heeft ook zwarte krullen. Zijn ogen zijn ook zwart met kleine lichtjes erin. En ja, hij heeft ook een groene jas aan. Hij heet Ahmed.
Omar en Ahmed zijn broers. Geen gewone broers, maar tweelingbroers. Ze zijn even oud en even groot. Ze zitten in dezelfde klas. Nu komen ze uit school. Ze stappen flink door. Ze willen vlug thuis zijn, dan kunnen ze nog even buiten spelen voor het donker is. “Opschieten, Omar,” zegt Ahmed, ‘t is nog lekker vroeg.” Ze stoppen hun vuisten nog dieper weg in hun zakken. Brr, wat is het koud! Het is echt winter, al is het nog maar december.

Het is niet ver lopen naar huis. Eerst gaan ze de brede Prinsenstraat door. Dan slaan ze rechtsaf een smalle straat in. Ze komen nu buiten het dorp. Je ziet hier alleen maar weilanden en sloten. Nee, toch niet! Kijk maar, ze slaan nog eens rechtsaf, een smal steegje in. Daar staan nog wat huizen. Maar ze zijn heel klein en oud.
Aan het eind wordt de steeg nog smaller en donkerder. En daar -bijna aan het eind- staan ze stil. Hier wonen ze! Het is een klein huisje. De voordeur staat open en in de gang spelen hun kleine zusjes. Ze springen blij op als ze Ahmed en Omar zien. “Fijn, spelen!” denken ze. Maar de broers stommelen hen voorbij. Ze hebben andere plannen. Even naar binnen en dan… Binnen is moeder het eten aan het klaarmaken. “Dag”, zegt Ahmed. “Hallo!” zegt Omar. “Günaydin!” zegt moeder.
“Günaydin!?” Wat is dat voor een vreemd woord? “Günaydin” betekent “Dáág!” Het is een Turks woord. Want zie je, Ahmed en Omar zijn Turkse jongens. Daarom hebben ze zulk donker haar en zulke zwarte ogen. Daarom hebben ze zulke vreemde namen.

Ze wonen al héél lang in Nederland. Toen ze nog baby’s waren, zijn ze met hun moeder naar Nederland gekomen. Vader was hier toen al. Hij werkte hier, want in Turkije was geen werk.
Ze waren toen in de grote stad gaan wonen, hier vlakbij. Fijn was dat! Er was altijd wat te beleven. En het fijnste was dat er nog veel meer Turkse kinderen waren. Hier in dit dorp, waar ze nu wonen, zijn zij de enige. Niet leuk hoor! Maar vader had in de stad geen werk meer. Hier was nog niet zo lang geleden een grote fabriek gebouwd. En daar was voor vader werk genoeg!
Vijf minuten later lopen Omar en Ahmed weer in het steegje. “He daar! Hallo!” De jongens kijken om. Wie riep daar? “Ahmed! Omar!” Ze kijken nog eens. In het steegje? Niemand. Tussen de bosjes aan de overkant? Ook niemand. “Oehoe! Turken!” “Niet kijken, hoor Ahmed.” zegt Omar. “Laat je niet voor de mal houden!”
Maar Ahmed kan het niet laten. Voorzichtig gluurt hij naar rechts. Daar kwam het geluid vandaan. En dan, dan ziet hij het opeens. Daar! Aan de overkant! Zag hij achter die dikke boom niet een hoofd verdwijnen? Een slordig blond hoofd?
En opeens begrijpt hij het, neemt een sprong, en geeft half boos, half lachend een duw. “Huib! Lelijkerd!” De jongen achter de boom grinnikt. “Ga je mee?” vraagt Huib. Ahmed en Omar aarzelen. Het dorp in? Nu nog? ‘t Is al bijna donker. “ Ik heb een plannetje.” zegt Huib dan. “Wat dan?” wil Ahmed weten. “Dat zeg ik niet. Moet je maar mee gaan.” Ze twijfelen weer. Zou moeder het wel goed vinden? “Ga je niet mee?” Huib wordt boos. “Ook goed! Ik heb wel iemand anders om mee te spelen, hoor. Ik heb geen Turken nodig!” En dan gaan ze toch mee.

Met z’n drieën slenteren ze door het dorp. Het is er stil en koud. Bijna iedereen zit binnen. Ahmed bibbert in z’n dikke jas. Vreemd, maar hij verlangt er opeens naar om bij moeder in de kamer te zitten. Lekker warm! Lezen bij de kachel!
En Omar? Hij vindt het eigenlijk ook niet fijn. Hij kijkt naar Huib, die een eindje voor hen uitloopt. Raar is dat! Ze spelen wel met Huib, maar een vriend is hij niet. Echt aardig vinden ze hem niet. Zo plagerig is hij soms. Niet gewoon plagen hoor, nee, echt gemeen! Hij is ook veel ouder. Zij zijn acht jaar, maar Huib is al twaalf! Maar er is op dit dorp bijna niemand die met hen spelen wil.
“Huib! Huib! Hoor es!”
“Nou?”
“Wat gaan we doen? Wat is je plannetje dan?”
“M’n plan? Even wachten nog. We zijn er nog niet.” Ze lopen nu de Prinsenstraat in. Wat is die straat lang. En hoe verder ze lopen, hoe nieuwsgieriger ze worden. Ahmed kijkt Omar aan. “We zijn haast weer bij school,” fluistert hij.
Huib hoort het en draait zich om. Hij zegt niets. Maar eindelijk, als ze werkelijk bijna bij de school zijn, wijst hij: “Kijk! Daar moeten we zijn!”
Bij de school? Ahmed en Omar kijken elkaar weer aan. Hun harten beginnen onrustig te kloppen. En allebei denken ze: “Als ‘t maar geen gemeen plannetje is.” Ze staan nu voor het houten schoolhek. Achter het hek is de school. Het staat met grote witte letters boven de deur: ‘School met de Bijbel’. Ahmed en Omar zitten hier ook op school. Net als Huib. Er is immers maar één school op het dorp?
“Kijk”, zegt Huib geheimzinnig. En hij wijst op de lange grauwe zijmuur met niet één raam er in. “Zie je die muur daar?”
Ahmed en Omar knikken. Natuurlijk, maar wat… Huib trekt hen mee, een eindje verder. En daar - veilig in de schaduw van een grote boom - daar vertelt hij. Hij fluistert heel zacht. Want niemand, niemand mag het weten.

Het is avond, het is heel donker. Alle kinderen slapen. Nee, toch niet! Kijk maar, daar ligt nog een kleine jongen wakker. Z’n hoofd met de zwarte krullen woelt over het kussen. Twee donkere ogen kijken de duisternis in. Het is Ahmed. Hoe hij ook woelt en draait, slapen kan hij niet. Steeds moet hij denken aan dat ene, dat nare. Aan het plannetje van Huib!
Daar onder die hoge boom had hij ‘t hen verteld. Nee, nu zou hij ‘t nog niet doen, had hij gezegd. Morgenavond, als het heel donker was, dán. En zij? Zij moesten dan op de uitkijk staan. Of niemand hem zag.
Ze hadden eigenlijk niet veel teruggezegd, maar gedacht hadden ze wel! Dùrfden ze dat wel? En, was het eigenlijk wel leuk?
Nee! Nu Ahmed er zo in het donker over na ligt te denken, weet hij het zeker. Het is niet leuk. Het is gemeen! Die goeie meester… Was hij niet altijd erg aardig voor hen?
Want over hém gaat het plannetje. Huib wil hún meester plagen. Nee, Huibs’ eigen meester plagen durfde hij niet. Die is zo streng en die kijkt zo donker. Meester De Koning moest hij hebben! Die was ongelukkig. Zijn ene been was veel korter dan het andere. Die kon je tenminste plagen! En tóch is het gemeen, denkt Ahmed kwaad. Hadden ze maar gelijk gezegd, dat ze niet mee wilden doen. Maar morgen, dan zal hij het zeggen.

De volgende dag is het zaterdag. Dan hoeven Ahmed en Omar niet naar school. Morgen ook niet, want dan is het zondag. En daarna hebben ze nog maar twee dagen school. Dan krijgen ze vakantie, omdat het kerstfeest is. Ze weten niet precies wat dat is, kerstfeest. Het heeft iets met de Bijbel te maken en met God. Dinsdag, de laatste dag voor de vakantie, zal de meester het kerstverhaal vertellen. Dat zei Gerda de Vos. “Dan hoeven we ‘s middags niet te rekenen of te lezen,” had ze verteld. “Dan vieren we kerstfeest. Fijn is dat altijd, joh!”
Afwachten maar, denkt Omar en hij trekt de buitendeur achter zich dicht. Ze gaan boodschappen doen in het dorp. Dat valt heus niet mee. Want al dat lekkere eten - Turks eten- kun je hier niet krijgen. Vroeger in de stad wel. Daar was een aparte winkel voor.
Ahmed en Omar praten druk onderweg. En ze denken en verzinnen. Want straks -als ze met de volle boodschappen tas door ‘t steegje komen- zal Huib daar misschien staan. En dan moeten ze zeggen, dat ze niet mee willen doen. “Zeg jij het?” vraagt Omar hoopvol. Ahmed is er immers over begonnen.
Maar dát durft Ahmed niet. Hij kent Huib. Misschien zal hij kwaad worden en hen stompen en slaan. Nee, hij moet iets anders bedenken.
“Misschien,” verzint hij, “misschien kunnen we zeggen…”
“Nou? Wat dan?”
“Nou, dat we niet wég mogen vanavond of zo.” Dat vindt Omar een prachtig idee.

En ja hoor, als ze door het smalle steegje lopen met de tas tussen hen in, staat Huib voor z’n huis. Hij lacht naar hen en knipoogt. O zo aardig is hij!
Ze lachen terug. Maar het is een klein, half lachje. “Om zeven uur!” fluistert Huib, als ze vlakbij zijn. “Komen jullie me ophalen?”
Omar kijkt Ahmed aan. Toe nou, zeggen z’n donkere ogen. Toe nou, zég het nou.
“Ja, hoor es,” stottert Ahmed, “Wij… wij kunnen niet vanavond.”
“Wat?”
“Nee, we mogen niet weg van vader”, helpt Omar. Huib kijkt ongelovig. Anders zwerven die twee Turkjes altijd langs de straat…
“Morgenavond dan?”
Ahmed en Omar kijken elkaar aan. Ze zeggen niets. Wat moeten ze zo gauw zeggen?
“Wil je soms niet?” Huib wordt kwaad. “Ben ik soms te min om mee te spelen? Omdat m’n vader voddenboer is?” Nog zeggen ze niets.
“Nou, wil je niet meer?”
“Néé!” zegt Ahmed dan, flink opeens. “Het is gemeen!”
“Geméén?” blaast Huib, “Het is een grapje. Júllie zijn gemeen. Eerst zeg je dat je mee doet en dan opeens wil je niet meer!” Hij wordt steeds bozer. “Maar ik doe ‘t toch, hoor je! Ik heb jullie niet nodig!”
Omar pakt het hengsel van de boodschappentas weer op. Laten ze maar gauw naar huis gaan. Maar Huib laat hen zo maar niet gaan.
“Ik doe ‘t toch! Die meester zit me altijd te plagen! En als jullie me verraden, nou dan zál ik jullie…”
“Wat geven wij daarom,” zegt Omar stoer. Maar z’n hart klopt wild. “Als jullie me verraden,” gaat Huib verder, “nou kijk dan maar eens wat ik hier heb.” Hij haalt z’n hand uit z’n broekzak en steekt die naar voren…

De jongens deinzen achteruit, verschrikt. Dan pakken ze snel de tas op en beginnen te hollen. Weg! Weg! Vlak bij huis kijken ze hijgend nog even om. Gelukkig, hij komt niet achter hen aan. Maar wel zien ze daar nog in die groezelige jongensknuist dat blinkende, dat scherpe… een mes!
Het is maandagmorgen tien voor half negen. Door de straten gaan de kinderen naar school.
Kijk, daar gaan Ahmed en Omar. Maar wat lopen ze langzaam! Hebben ze dan geen haast? Over tien minuten luidt de schoolbel al. En ze zijn er nog niet. Sjok, sjok…hun voeten sloffen over de weg. Ze komen steeds dichterbij de school.
Vijf voor half negen is het al. Opschieten, Ahmed! Opschieten Omar! Nog drie minuten. Nu horen ze de kinderen op het schoolplein al rumoeren.
Nog twee minuten… Ja hoor, ze zijn bij het schoolhek. Ze gaan het plein op. “Ahmed! Omar! Kom eens kijken!”
Piet Donker, een jongen uit hun klas, rent naar hen toe. “Kijk eens op die muur!” En Ahmed en Omar? Ze komen, ze kijken. Maar ze weten allang…
Daar, daar op die grijze muur is een grote tekening gemaakt. Met verf, gele felle verf. Daar staat de meester getekend. Maar niet gewóón, hoor. Een spotprent is het. Dat weten ze van Huib. De meester is wel lang, maar zó lang toch niet, en zo”n gekke neus heeft hij toch niet? En wat het ergste is… Zijn ene been is héél lang en het andere héél kort! Zo geméén! Ahmed en Omar ballen hun vuisten in hun jaszakken. Die goede meester! Die nare Huib!
Rring, rring, de schoolbel! De kinderen willen haast niet naar binnen. Wat een slordige rij. “Meester, meester!” roepen ze opgewonden. Ahmed en Omar schuifelen langs meester De Koning naar binnen. Vanuit zijn ooghoeken kijkt Ahmed stiekem omhoog. Oei, wat kijkt de meester streng. Maar -ziet Ahmed- toch óók verdrietig.

Als ze in hun lokaal zijn, gaat alles z’n gewone gang. Psalmzingen, bidden. Zegt de meester dan niets? Is hij dan niet kwaad? Nee hoor, ze gaan rekenen en lezen en nog zegt hij niets.
Vlak voor het speelkwartier als de leeshoekjes worden opgehaald, dúrven ze plotseling. Hermen de Boer begint “Meester! Hebt u die tekening gezien?” En z’n vriend Peter, valt hem bij. “ ‘Het is verf, meester! Dat kan er nooit meer af.”
“Ja”, zegt de meester rustig. “Ik heb alles gezien.” Twintig paar ogen kijken hem aan. Het is of ze zeggen willen: Nou dan? Bent u niet kwaad?
Het blijft stil. Eindelijk als ze allemaal onbehaaglijk op hun stoel schuiven, begint de meester te praten. “Het valt me van jullie tegen, jongens. Dit had ik niet verwacht. En of ik nu straf geef of niet, iemand heeft een hekel aan me. En heb ik dat verdiend?”
“Nee! Nee! Nee!” roepen ze hard.
“Maar iemand moet ‘t toch gedaan hebben.” “Ik niet! Ik ook niet! Nee!” roepen ze door elkaar. Alleen Ahmed en Omar zeggen niets. Dat komt omdat ze weten wie het wél gedaan heeft.
De meester kijkt de rijen langs. O, kijkt hij hen niet langer aan dan de anderen? Ahmed bijt zenuwachtig op zijn potlood. Durfde hij het maar te zeggen! Maar, wat zal Huib dan doen? O, hij ziet nog dat blinkende mes… Maar de meester zwijgt er verder over. En dát is juist zo naar. Ze hadden liever gehad dat hij héél boos was geworden. Maar dit, dit zwijgen… dat is veel erger!
Maar op het schoolplein… De meeste kinderen lopen direct weer naar de schoolmuur. Ahmed en Omar slenteren over het schoolplein en gaan op ‘t lage muurtje aan de straatkant zitten. En dan opeens... Wie is er mee begonnen?

Niemand kan het later meer vertellen. Opeens wordt er een naam gefluisterd op het schoolplein: Omar! En nog een naam: Ahmed! Steeds harder, steeds duidelijker. Omar en Ahmed hebben het gedaan!
Ze kijken allemaal naar de twee Turkse jongens op het muurtje. Wie anders zou het hebben kunnen doen? Ze houden allemaal veel van de meester.
Ahmed en Omar worden vuurrood. Hun zwarte ogen beginnen kwaad te schitteren. Daar heb je het weer, altijd zij. De kinderen staan in een kring om de jongens heen. Zij hebben het gedaan, vast!
“Turken, Turken!” roepen ze. “Lelijke Turken!”
“Niet waar!” schreeuwt Ahmed. “We hebben ‘t niet gedaan!” En hij wil roepen: Huib, die heeft het gedaan! Maar hij doet het niet. Want opeens ziet hij hem, tussen de kinderen. Hij grinnikt. Maar zijn ogen dreigen: Als je ‘t eens zegt, jongen!
Ze komen steeds dichterbij, de jongens en meisjes. Ze joelen en schreeuwen. O, kijk Omar eens! Hij rent opeens op hen toe. Hij begint in het wilde weg te slaan en te stompen. Woedend is hij. “N…nn….niet waar!” stottert hij driftig. Maar dat laten de jongens uit de zesde niet op zich zitten. Ze beginnen ook te vechten. “Kom Omar, kom! Naar huis!” gilt Ahmed. Naar huis, naar moeder. Ja, denkt Omar. Weg van die jongens, weg van die school. En hij springt al over het muurtje heen. Lopen, lopen! O, maar wat is dat nu? Hij valt, hij struikelt over een steen. Au! Vlug wil hij overeind krabbelen, maar ‘t gaat niet! Au! Z’n voet!
En de kinderen komen steeds dichterbij, de jongens uit de zesde voorop.

Het is middag geworden. Alle kinderen zijn naar school. Alleen Omar en Ahmed niet. Ze hoeven niet meer naar school vandaag.
Omar zit met zijn ene voet omhoog op een oude stoel. Er zit een dik verband omheen. Het doet pijn! Hij zucht ervan. Er is ook zo veel gebeurd vanmorgen. Het lijkt wel of het niet echt zo is, zo snel ging het allemaal. Ze wilden wegrennen vanmorgen, gauw naar huis. Omar was gevallen. Maar gelukkig kwam de meester er aan. Hij stuurde de kinderen terug het schoolplein op en hurkte neer bij Omar.
Toen gebeurde er iets, waar de jongens blij om zijn. De meester bracht hen zelf thuis, met de auto. Hij deed een stijf verband om Omars voet. “Je enkel is verstuikt, denk ik”, zei de meester. “Als het nog erger pijn gaat doen, moet je de dokter roepen.” En voor hij wegging, had hij hen nog even aangekeken. “Hebben jullie het echt niet gedaan, jongens?” vroeg hij. “Nee meester,” hadden ze gezegd. Maar wie het wél gedaan had, dat durfden ze niet te zeggen.
Moeder begrijpt het allemaal niet zo goed. Ja, Omar is gevallen, dat snapt ze wel. Maar hoe dat nu kwam, en wat de meester nog meer zei, dat kon ze niet verstaan.
Moeder kent niet zo goed Nederlands als Ahmed en Omar. Dat komt omdat ze haast nooit met Nederlanders praat. Ze is bijna altijd thuis, bij de kinderen. Maar nu weet ze dat er iets niet in orde is. Niet alleen die verstuikte enkel, er is nog meer. Ze zijn zo stil! Ze kijken zo sip! Net of ze ergens over piekeren.
“Was het leuk op school vandaag?” vraagt ze. Ahmed en Omar kijken haar verschrikt aan.
Moeder gaat tegenover hen aan tafel zitten.
“Zeg het maar,” begint ze. “Zeg maar wat er gebeurd is.”
“Ik… eh… wij”, hakkelt Omar. Maar hij gaat niet verder. Dan opeens zegt Ahmed het. Alles vertelt hij. Hij kan niet meer zwijgen. Van het plannetje van Huib, van de gele verf en van de ruzie op school.

Als Ahmed uitverteld is, springt moeder op. Boos is ze, heel boos! Op die nare Nederlandse kinderen, op die school, op alles. Waren ze maar weer in Turkije! Maar dit, dit moet uitgepraat worden. Wat denken ze wel? Zo maar zeggen: Dat zullen die Turken wel gedaan hebben.
En ze begint te praten tegen Ahmed, rap en hard. Ahmed moet naar de meester gaan, direct na het eten. Vader heeft ploegendienst. Die kan het dus niet doen. En vóór morgen moet de meester alles weten. Want morgen is het immers de laatste dag voor de vakantie?
Het is half zeven. Ahmed trekt de deur achter zich dicht. Nu zal het moeten gebeuren. Eigenlijk durft hij helemaal niet. Maar het moet! O, wat is het al donker buiten. En stil! Er is niemand te zien in het steegje. Stap, stap. Ahmed hoort z’n eigen voetstappen klinken op de weg. Daar, daar die schaduw tussen die twee huizen, is dat Huib niet? Hè nee, gelukkig. ‘t Is maar een boom. Maar al dichter komt Ahmed bij het huis, waar Huib woont. En hij móet er langs. Stap, stap. Hij zet zijn voeten heel voorzichtig neer. Maar toch kun je nog goed horen dat daar iemand loopt.

Nu is hij er. Kijk, er brandt licht. De gordijnen zijn open! Als Huib nu maar niet… O ja, daar zit hij aan de tafel. Ahmeds hart klopt in z’n keel. Nog drie stappen, nog twee, nog één. Ahmed maakt zich zo klein mogelijk. Nu een beetje bukken, dan kan hij ónder het raam door. Ja, ‘t is gelukt!
En nu verder. Naar het dorp. Het lijkt wel of de weg nu veel langer is dan anders. Zo donker en geheimzinnig is alles nu. Eindelijk slaat hij de hoek om van de Prinsenstraat. Hier woont de meester. Vlak bij de school. Gelukkig, er brandt licht. Hij staat op het stoepje en kijkt omhoog naar het oude, hoge huis. Hij zucht ervan. Was het maar vast achter de rug. En was hij maar weer veilig thuis. Hij legt z’n vinger op de knop van de bel. Vooruit, ring!
Ja hoor. Daar komt al iemand. De deur gaat open en in de deuropening staat mevrouw De Koning.
“Zo jongen.” zegt ze vriendelijk.
“Dag,” zegt Ahmed bedeesd. “Is... is de meester thuis?” Mevrouw De Koning schudt haar hoofd. “Nee. Moet je hem hebben?” Ahmed knikt heftig. Wat moet hij nu doen?
“Kun je het mij niet zeggen?” vraagt mevrouw. Ze kijkt naar de kleine donkere jongen, die verslagen op de stoep staat. Ze kent hem wel, één van die Turkse jongens. Maar Ahmed schudt langzaam zijn hoofd. Nee, tegen de meester zélf wil hij het zeggen.
“Hij is in de kerk aan het orgelspelen. Oefenen voor het kerstfeest van de zondagsschool. Je kunt ook daar even naar toe gaan.”
Ahmed aarzelt. O, wat moeilijk! Maar wat zal moeder boos zijn, als hij het niet heeft gezegd.
“Ik zal wel zien”, zegt hij.

Maar even later gaat hij al het hobbelige klinkerstraatje over naar de kerk. Oud en grijs staat het gebouw daar. De toren staat er statig voor. Uit één van de boogramen straalt helder licht. Hoe dichter Ahmed er bij komt, hoe langzamer hij gaat lopen. Hij durft niet, hoor. Hij durft het écht niet. En toch moet hij het zeggen. Morgen is het immers de laatste schooldag?
De grote voordeuren zijn dicht. Maar er is nóg een deur aan de zijkant, weet Ahmed. Hij heeft hier vaak genoeg gespeeld. Maar in de kerk is hij nooit geweest. Stel je voor! Turken gaan niet naar een kerk. Die hebben een moskee. Vader heeft het vaak genoeg verteld. Piep…, knerst de deur, als Ahmed hem voorzichtig opendoet. O, wat is het daar binnen donker. Wacht, daar is een lichtstreep. Vast nog een deur. Zou daar achter de kerk dan zijn? Ja, luister maar! Hij hoort het orgel al. Langzaam doet hij de deur een eindje open. En nog een eindje, steeds verder, tot hij binnen is.
Een kerk… Zó ziet een kerk er dus uit. Ahmed kijkt nieuwsgierig rond. Er brandt maar één van de drie lampen. De kerk is dus maar schemerig verlicht. Ahmed ziet lange rijen banken, allemaal leeg. Vooraan is een soort lessenaar. Ahmed weet niet dat ze dat een preekstoel noemen.
En boven die lessenaar… Ah! Dat is mooi! Daar is het orgel. En de meester speelt, hoor maar. Zal hij hem roepen? Nee, even wachten ‘t Is gek, maar Ahmed durft haast niet te roepen: Meester, meester! Het lijkt hem zo brutaal, zo lelijk.
Hoor es! Maar dat kent hij, wat de meester speelt. Het is een lied dat de kinderen uit zijn klas ook hebben geleerd. En Ahmed kent het dus ook. Het is een lied voor kerstfeest. Luister maar….
“Ere zij God, in den hoge" speelt de meester. Ahmed neuriet zachtjes mee. Mooi! Prachtig! Hij móet zingen: “Vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.” En dan opeens dringt het tot hem door over Wie hij zingt. Hij moet denken aan wat vader gezegd heeft: God? Allemaal onzin. Onze God heet Allah.
Hij houdt verschrikt zijn mond. Natuurlijk heeft vader gelijk. Maar toch… hier in deze kerk… Het lijkt wel of God hier is -onzichtbaar- en dat Hij hem, Ahmed, ziet staan. Zou de meester dan gelijk hebben? De meester is wel erg wijs, die weet bijna alles.

En dan opeens is het stil. Het lied is uit. Achter het orgel is gestommel en geritsel met papieren. Dan voetstappen over de trap naar beneden. De meester komt de kerk inlopen.
“Meester! Meester!”
“Ahmed, jongen! Wat doe jij hier?” O, wat is de meester verbaasd.
En dan begint Ahmed te vertellen. Over Huib, over die tekening, en dat moeder gezegd had: “Ga ‘t zeggen, iedereen moet weten dat jullie ‘t niet gedaan hebben.”
De meester krabt eens achter z’n oor. Hij is er beduusd van.
“Laten we er maar eens even bij gaan zitten,” zegt hij. Ze gaan samen zitten in een van de zijbanken. En dan moet Ahmed alles nog eens vertellen, heel langzaam. Zodat de meester alles goed begrijpt.
“Zo, zo”, zegt hij dan eindelijk. “Dus Huib heeft het gedaan. Maar waarom heb je dat dan niet eerder gezegd?” “Omdat, omdat Huib gezegd heeft dat hij ons dan wel krijgen zou. En hij heeft een mes, een echt mes...”
De meester zucht. Wat naar, wat moeilijk allemaal. “Nou, je zult geen last van hem hebben, hoor, daar zal ik wel voor zorgen.” Hij kijkt Ahmed aan. “Maar jullie moeten ook niet zo driftig zijn. Het is ook een beetje jullie schuld, dat Omar gevallen is. Maar het is goed, dat je het nu hebt verteld. Want zo kon je geen kerstfeest vieren, hè?”
Nee, schudt Ahmed. Maar hij denkt: hoe moet dat dan wèl, kerstfeest vieren?

De meester brengt Ahmed zelf thuis die avond. En op de terugweg belt hij aan bij het huis, waar Huib woont. Hij wordt binnengelaten.
Ahmed en Omar zien dat, als ze de meester nakijken. Wat binnen besproken wordt, komt niemand te weten. Maar Huib bergt z’n mes op. En de twee Turkjes plagen? Dat durft hij niet meer.
En toch is Ahmed een beetje angstig als hij de volgende dag naar school gaat. Hij gaat op het laatste nippertje. Maar als hij bij school aankomt, ziet hij in de verte al de meester bij het hek staan. Hij wordt er blij en warm van. Die goeie meester!
“Dag Ahmed,” zegt de meester. Nu kunnen alle kinderen horen, dat hij niet kwaad op Ahmed is. En als ze in de klas zijn en alle kinderen op hun plaats zitten, zegt de meester nog meer. Hij vertelt dat hij nu weet wie die tekening gemaakt heeft. “Wie dat gedaan heeft, vertel ik niet,” zegt hij. “In ieder geval hebben Ahmed en Omar geen schuld.”
Ze kijken allemaal naar Ahmed. Hij krijgt er een kleur van.
“Waarom dachten jullie eigenlijk dat zij het gedaan hadden?” vraagt hij dan. "Ik weet het wel hoor. Omdat ze anders zijn dan wij. Omdat ze uit een ander land komen. Maar iedereen is voor God gelijk. Dat weten jullie toch allemaal?” De meester wacht even. Dan gaat hij verder: “En daarom, jongelui, heb ik iets bedacht…”
Die middag. Omar zit naar buiten te kijken. Hij begint zich te vervelen. Hij leunt met z’n elleboog op de vensterbank. Komt Ahmed er nog niet aan? Ach nee, het is nog geen tijd.
Hij knijpt zijn ene oog dicht. Met ‘t andere kijkt hij door een gat, dat in het gordijn zit. Nu kan hij precies Ahmed aan zien komen.
Wacht eens, komt daar iemand aan? Maar dat is Ahmed niet. Dat is Hermen de Boer, die hij hem in de klas zit. Daar is Ahmed en daar…
“Moeder! moeder!” roept hij opeens. “Kom es gauw!” Moeder steekt haar hoofd met de blauwe hoofddoek om het hoekje. “Wat is er?”
“Kijk eens gauw naar buiten. Daar komt Ahmed aan. Met de kinderen van de klas. Allemaal!”
Moeder slaat van verbazing haar handen in elkaar. Wat gaat er nu gebeuren? Ze tilt het gordijn een eindje op. Ja hoor, daar lopen ze. Ahmed voorop, de meester achteraan. Hij draagt een grote doos. Ahmed zwaait al. Nu komen de zusjes ook kijken. Ze zijn al heel dichtbij.
Ja! Daar zijn ze! Ahmed duwt de buitendeur al open en stommelt naar binnen. De kinderen blijven buiten staan en zwaaien naar Omar.

“Moeder, moeder!” Moeder komt al naar de gang.
“Moeder, we komen iets brengen voor Omar!” Hij fluistert geheimzinnig in haar oor wát het is. Mogen ze binnenkomen? “Al die kinderen?” vraagt moeder. Maar ze ziet Ahmeds stralende ogen en ze zegt: “Natuurlijk, Ahmed.”
“Kom maar!” roept Ahmed naar buiten. “Allemaal!”
En ze komen: Gerda de Vos, Hermen de Boer, de meester, allemaal. Ze kijken nieuwsgierig om zich heen. “Dag Omar! Hallo Omar!” roepen ze door elkaar heen. En Omar knikt en lacht blij. Hij kijkt naar moeder. Hoort moeder het wel?
Dan komt de meester naar voren. “Dag Omar,” zegt hij. “Hoe gaat het? We komen je wat brengen. Je bent nu toch ziek?” Met een geheimzinnig gezicht geeft hij Omar de doos. “Oooh! Kijk es! Moeder! Ahmed!”
Maar dát is mooi! Dat is lekker! Want in die doos staat een grote mand. En in die mand zitten appels, peren, sinaasappels en nog veel meer.
“Dat hebben we met elkaar gekocht,” vertelt de meester. “En omdat je niet hij het kerstfeest kon zijn, hebben we gedacht: nou, laten wij dan naar Omar gaan”.
Alle kinderen gaan zitten, zo maar op de vloer. Alleen moeder en de meester zitten op een stoel. De kinderen gaan zingen. Kerstliederen zingen ze. En de meester vertelt ook een verhaal. De kinderen hebben dat verhaal al dikwijls gehoord. Maar ze luisteren tóch.
Moeder luistert ook. Eigenlijk weet ze niet of dit allemaal wel goed is. Allah is immers God? Maar ‘t is zo aardig, zo heel aardig.

En Omar en Ahmed? Nu horen ze waarom er kerstfeest wordt gevierd. Omdat er héél lang geleden een Kindje geboren werd in een stal: de Heere Jezus. Ze horen dat de Heere Jezus je een nieuw hart wil geven als je berouw hebt van alle verkeerde dingen. En dan geeft het niet of je een Nederlander bent of een Turk.
‘t Is al bijna donker als ze weggaan. Ahmed kijkt hen na vanuit de buitendeur. Boven zijn hoofd pinkelen de eerste sterren.

Auteur: A. Korpershoek - van Wendel de Joode



Opvoeden doe je samen!

Leer van elkaar door het onderlinge gesprek! Wij komen graag naar jullie voor toerusting op maat. Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag per mail aan Thera.

Neem contact op

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

Stuur je tip in

Kerstverhaal

Meer

De glinsterende kerstbal

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

De vergeten oorlog

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Een geheime, eigen Bijbel

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Een kleurrijke kerst

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Het mandje in de sneeuw

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Kerst op de kinderafdeling

22 november 2020
Dit kerstverhaal is een resultaat van een kerstverhalenwedstrijd, georganiseerd door de Puntuit en de jeugdbonden HHJO, JBGG, LCJ en HJW. De verhalen …
+
Ontwikkeld door

Kerstverhaal - Abraham en de Wijzen uit het oosten

15 januari 2022
Dit kerstverhaal vertelt over de Wijzen uit het oosten, tegen de achtergrond van Gods belofte aan Abraham, dat zijn nageslacht net zo talrijk zou …
+
Ontwikkeld door

Kerstverhaal - Abul de vluchteling

10 november 2020
Een kerstverhaal over Abdul uit Soedan en zijn vlucht naar Nederland. Daar hoort hij over de Heere Jezus.
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - Andrej

5 januari 2021
Een kerstverhaal over het liefhebben van je naaste. De moeder van Andrej helpt een arme, zieke vrouw door haar in huis te nemen. Andrej is er niet zo …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - Ashra de asielzoeker

10 november 2020
Een kerstverhaal over een christelijk gezin dat in Nederland asiel zoekt. Ashra moet met zijn familie vluchten. De paspoorten die vader gekocht heeft …
+
Ontwikkeld door

Kerstverhaal - Aydin uit Turkije

10 november 2020
Een kerstverhaal over christenvervolging in Turkije. Aydins vader is moslim en haat christenen. Aydin moet Husnur, die aardige jongen uit het dorp, …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Kerstverhaal - De begraven schat

10 november 2020
Een kerstverhaal over een verborgen schat, dat zich afspeelt in Noord-Korea.
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - De laatste zal de eerste zijn

10 november 2020
Alle kinderen uit de klas hebben geld opgehaald voor een goed doel. Dirk kan het niet goed hebben dat juist 'simpele' Daantje het meeste geld …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - De oude molen

10 november 2020
Een spannend kerstverhaal dat zich afspeelt in de oorlog. Twee broertjes ontdekken een Joodse onderduiker bij de oude molen. Ze mogen hem vertellen …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - De paraplu-sprong

10 november 2020
Een kerstverhaal over twee stoere jongens die parachute willen springen. Rob krijgt een nieuwe buurjongen. Het klikt goed en samen bedenken ze stoere …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Kerstverhaal - De schuilplaats

10 november 2020
Een spannend kerstverhaal over de Schuilplaats die we allemaal nodig hebben. Janos moet met zijn ouders en broertje en zusje vluchten. Het wordt te …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - De vierde wijze

25 augustus 2021
Een kerstverhaal over de vierde wijze die op zoek gaat naar de Heere Jezus. Dit kerstverhaal is gebaseerd op een legende over een vierde wijze uit …
+
Ontwikkeld door

Kerstverhaal - Een koning op zijn troon

10 november 2020
Koning Bromtol is niet snel tevreden. Dit jaar is er geen enkel kerstverhaal goed genoeg. Tot er een zwerfster komt en hem vertelt over de Koning van …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Kerstverhaal - Een spannend verhaal in Zweden

10 november 2020
Een boer komt op kerstavond terug uit de stad. Hij heeft kerstinkopen gedaan. Nog even en het is donker. Hij moet snel naar huis! Maar dan staat daar …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Kerstverhaal - Engeltje

10 november 2020
Een kerstverhaal over een meisje dat Engeltje heet en op school geplaagd wordt om haar naam. Ze loopt weg van school en dan…
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - Geboren in een stal

10 november 2020
Hans woont met zijn opa in de alpenweide, boven op de berg. Hij komt nooit in het dorp. Totdat de meester hem komt halen om naar school te komen. Dan …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - Geen plaats

10 november 2020
Een kerstverhaal over vooroordelen en vergeving. Rashid wordt gepest, omdat hij een Marokkaan is. Roel en Timo zullen hem eens een lesje leren, maar …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - God bestaat!

10 november 2020
Vitali woont in Siberië. Hij is in aanraking gekomen met iemand die hem uit de Bijbel verteld heeft. Dan maakt hij een angstig avontuur mee. Zou deze …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - Het kerstfeest van Teuni

10 november 2020
Een kerstverhaal over een eenzame jongen die op zijn nieuwe school geplaagd wordt. Maar ook over de Heere Jezus hoort vertellen. Wat heeft dat …
+
Ontwikkeld door
BHZ

Kerstverhaal - Het volk dat in duisternis wandelt

10 november 2020
Een kerstverhaal over vervolgde christenen. Yin woont in een land waar geloven in Jezus verboden is. Toch vertellen haar ouders over Jezus. Maar dan …
+
Ontwikkeld door
LCJ

Kerstverhaal - Ik droomde dat je vrij was

10 november 2020
Een kerstverhaal dat zich afspeelt in de Tweede Wereldoorlog. Esther en haar moeder zijn Joodse christenen. Ze zitten gevangen in kamp Westerbork. …
+
Ontwikkeld door

Kerstverhaal - Ik heb een machtig Heiland

10 november 2020
Een kerstverhaal van Frinsel over zelfopofferende liefde. Twee piloten storten neer en worden gered door een man die zijn leven voor hen over heeft.
+
Ontwikkeld door
LCJ

Stel je eigen inspiratielijst samen

Voeg met behulp van het plusje items toe aan je inspiratielijst. Al je favorieten in één lijstje overzichtelijk bij elkaar!