Alle kinderen uit de klas hebben geld opgehaald voor een goed doel. Dirk kan het niet goed hebben dat juist 'simpele' Daantje het meeste geld opgehaald heeft. Hij neemt Daantje te pakken, maar komt er juist op kerstavond achter hoe verkeerd dat was.
De laatste zal de eerste zijn
De meester zal wel opkijken! Hij hoort het hem al zeggen: ‘Zo Dirk, ook wat opgehaald jongen? Lastig karwei, vind je niet?’ Legt hij lachend die 55 euro op tafel. ‘Wat? 55 euro? Jongen toch, hoe heb je dat voor elkaar gekregen!?’
En al die jongens natuurlijk met open mond naar hem kijken! Ja, wat zullen zij hebben...15,20 euro misschien? Dan heb je het wel gehad. Ja, je kon Dirk er wel op uit sturen, hij was een jongen met lef en hij had altijd z’n woordje klaar. De hele straat had hij gehad, de melkboer, de bakker, de kapper, al zijn ooms en tantes. Hij was zelfs op een woensdagmiddag op de fiets gestapt en was in een dorp vlakbij ook nog eens in vijf straten langs de deur gegaan. Hij wist altijd op een beetje wat zielige toon te vertellen dat hij en de anderen van de jongensclub geld ophaalden voor de zieke kinderen. Waar het nou precies voor was wist hij niet, maar dat boeide hem niet zo, als hij maar het meeste zou hebben en dat wist hij nu wel zeker!
Vanavond is het zover. De meester heeft zijn handen vol aan de jongens, die honderduit kletsen, maar niets tegen elkaar zeggen over het bedrag dat ze bij elkaar hebben gescharreld. Dirk schreeuwt misschien wel het hardst van allemaal. Hij voelt zich enorm, want het is hem gelukt om 55 euro op te halen, maar…..met al die jongens bij elkaar wordt hij toch wel een beetje zenuwachtig. Zij hebben natuurlijk ook hun best gedaan en wie weet….
‘Als de heren een beetje rustiger willen worden, dan gaan we eens kijken wat jullie ervan gemaakt hebben’ begint de meester. Normaal moet hij wel een paar keer roepen voor het stil is, maar nu is één keer genoeg. ‘Jan, kom eens jongen, laat eens zien wat je hebt’. Met een kleur geeft Jan de meester zijn enveloppe. ‘Zo, dat begint goed! Als jullie allemaal zo je best hebben gedaan kunnen we heel wat zieke kinderen blij maken: 36 euro, toe maar!’ Jan glundert. Dirk zit op zijn stoel te schuiven. Hij wint het vast. Hij wist hoe Jan zijn best had gedaan en de anderen zullen zeker minder hebben…, maar dat valt tegen! De volgende heeft 48 euro! Dirk voelt hoe het bloed hem naar de wangen schiet. Het zou toch wat zijn als een ander de eer zou krijgen, had hij al die moeite voor niets gedaan. Maar de volgende heeft gelukkig minder en die daarna ook en daarna ook en….nu is hij zelf aan de beurt. Zijn handen voelen klam en hij voelt hoe zijn hart bonst als hij naar voren loopt. ‘55 euro! Man, het is niet te geloven.’ De jongens zijn sprakeloos en Dirk geniet zichtbaar van zijn overwinning. Wat de meester nog meer zegt hoort hij niet eens meer. Hij glundert. Nog 3 jongens moeten na hem hun geld inleveren, maar de zaak is duidelijk. Dirk is winnaar.
‘Zo, zo,’ zegt de meester, ‘daar heb ik het warm van gekregen. Ik moet zeggen jongens dat ik verwonderd ben. Dit is meer dan ik ooit had durven dromen. Jullie hebben allemaal enorm je best gedaan. De één heeft wat meer opgehaald dan de ander, maar daar gaat het niet om. Het belangrijkste is dat we nu een heleboel kinderen blij kunnen maken. En als je met dat in je achterhoofd je best hebt gedaan, dan zal je het ook niet erg vinden als een ander iets meer heeft opgehaald dan jij.’ Dat vindt Dirk logisch. Wie zou er zo kinderachtig zijn om hem de overwinning niet te gunnen? Het ging toch om het goede doel? ‘Zo’, zegt de meester, ‘en nu gaan we….Wat is er Daan?’
De jongens kijken achterom. Daar achter in de hoek, een beetje apart van de andere jongens zit Daantje. Hij houdt een portemonnee omhoog. Hij heeft ook meegedaan, dat zielenpootje. Daantje heeft ze niet allemaal op een rijtje en de jongens noemen hem altijd: ‘malle Daantje’. Soms moeten ze om hem lachen, want dan doet hij de gekste dingen. ‘Kom maar even hier Daan’, zegt de meester vriendelijk. Met de portemonnee voor zich uitgestoken stommelt Daantje onhandig naar voren. De jongens praten alweer druk met elkaar. Nu de spanning eraf is, zijn ze weer net zo rumoerig als anders. Dirk staat in het middelpunt van de belangstelling. Hij voelt zich als een echte overwinnaar. Maar ineens is daar de stem van de meester die om stilte vraagt. Hij legt zijn hand op Daantjes hoofd. Jongens, luister eens wat Daantje me net heeft gegeven. ‘Voor de zieke kinderen’, zegt Daan. ‘Ja kerel, voor de zieke kinderen.’ ‘Want ik ben niet ziek.’ ‘Nee, jij bent niet ziek en daarom kon jij dit geld ophalen hè?’ Daantje knikt. De jongens worden er altijd een beetje stil van als de meester met Daantje bezig is. Het is zo vreemd, zo’n grote jongen met het verstand van een kleuter. En soms, heel vaag, snappen ze wel dat zij wel heel dankbaar mogen zijn. En zal ik nu eens zeggen wat Daan heeft opgehaald? Vraagt de meester.
‘Het zal wat wezen’, denkt Dirk. ‘Zo’n simpel joch kan amper uit zijn woorden komen en dan snappen de mensen niet eens waar het over gaat als hij langs de deur komt.’ Maar de meester doet het wel aardig. Zo heeft Daantje ook het gevoel dat hij meegedaan heeft, dat begrijpt Dirk best. Glimlachend kijkt de meester het zaaltje rond. Dan zegt hij langzaam: ‘70 euro.’ ‘Wat!? Hoe kan dat nou?’ De jongens snappen er niets van. ‘Ik kon mijn ogen niet geloven’, zegt de meester, ‘hoe vinden jullie dat nou?’ Hoe ze het vinden? Ze begrijpen er niets van. Het kan niet! Voor Dirk is het tenminste niet te geloven. Dat zo’n rare snuiter 15 euro boven hem zit, nee, dat kan er bij hem niet in. Dat kan niet kloppen! Daar moet wat achter zitten. Hij voelt de tranen achter zijn ogen branden. De jongens zijn hem opeens vergeten.
Ze kijken naar Daantje die gek lachend een boek van de meester krijgt omdat hij het meeste geld heeft opgehaald. Opgewonden gaan de jongens die avond naar huis. ‘Tot overmorgen hè, op het kerstfeest. Jij moet morgenavond zeker nog oefenen bij de meester?’ roept Jan nog naar Dirk. ‘Ja, dat weet ik zelf ook wel!’ snauwt Dirk terug. ‘Nou, sorry hoor, jij bent ook lekker chagrijnig’. ‘Kan ik er wat aan doen dat Daantje meer had dan jij?’ ‘Wat heeft dat er nou mee te maken’, snauwt Dirk. ‘Alles! Dat snapt toch iedereen. Dat had je niet gedacht hè?’ vraagt Jan plagend. ‘Nee, natuurlijk niet, hoe kon ik nou weten dat dat malle jong met zoveel geld zou komen.’ ‘Het is niet eerlijk ook, dat kun je zo nagaan. Hij heeft dat geld vast ergens gevonden of gepikt. En wat moet hij met dat boek? Hij kan amper lezen!’ Jan stapt op de fiets. ‘Nou, tot kijk hè, in elk geval sta jij nu op de tweede plaats.’ Ja, dat zit Dirk enorm dwars, die plotselinge verhuizing naar de tweede plaats. Woest is hij, op Daantje en op iedereen. Ook op de meester; het meest op de meester. Die man moet toch zeker wijzer zijn en weten dat Daantje niet eerlijk aan dat geld gekomen kan zijn? In de motregen loopt Dirk naar huis. Bah, alles zit hem dwars, dat weer, dat geld, alles! En morgen nog repeteren ook. Kerstliederen spelen bij de meester thuis. Hij wou dat hij daar nooit aan begonnen was. De aardigheid is nu helemaal van dat kerstfeest af. ‘In elk geval sta jij nu op de tweede plaats’. Die woorden van Jan klinken steeds weer door zijn hoofd. Het is als een melodietje dat je ergens gehoord hebt en daarna telkens weer moet zingen. ‘In elk geval sta jij nu op de tweede plaats’.
Opeens staat Dirk stil. Daar, een meter of 10 voor hem uit loopt Daantje. Ja, daar loopt hij met het boek stevig onder zijn arm. Malle Daantje…Ja, maar ondertussen… dat stomme joch…. wist hij maar hoe hij aan dat geld gekomen is… hij zou hem wel in elkaar willen slaan. Hij zou… Het is oorlog in het hart van Dirk. Het rommelt daar. De hele boel staat op zijn kop. Dat er maar één is die daar de schuld van is en...dat hij dat zelf is, dat dringt niet tot hem door. Boosheid en jaloersheid maken hem blind voor de waarheid. Hij is woedend! Ineens zet Dirk het op een lopen, alsof hij ineens haast heeft gekregen. Maar als hij bij Daantje is, beukt hij met volle kracht met zijn schouder tegen hem aan, zodat de jongen ondersteboven rolt. Het boek vliegt uit zijn handen en schuift over de natte, vieze straat. Dirk rent verder en als hij aan het eind van de straat nog even omkijkt ziet hij hoe Daantje wanhopig en stuntelig probeert om met de mouw van zijn jas zijn mooie boek weer schoon te vegen. Dat gebaar, dat hulpeloze doet Dirk beseffen hoe gemeen het is wat hij gedaan heeft. En ook, dat hij nu nog veel verder is gezakt dan de tweede plaats. Hij schaamt zich diep. Oh, als hij bij Jan zoiets had gedaan, zou er een flinke vechtpartij zijn ontstaan, maar Daantje staat alleen maar een beetje over zijn boek te aaien. En dat…oh, dat hulpeloze gebaar, dat snijdt Dirk door zijn hart. Als dat joch nou maar ging schelden of hem achterna kwam om te vechten, dat zou lang zo erg niet zijn. Maar Daantje vecht niet… Daantje scheldt niet… Daarom wint Daantje…
De volgende avond gaat Dirk bij de meester voor de laatste keer oefenen. Hij is de enige van de jongens op de club die een instrument bespeelt. Hij speelt trompet en dat kan hij best aardig. De meester zit achter het orgel. ‘Laten we maar met nummer 3 beginnen: Stille nacht. Eén, twee…
Ze spelen. Stille nacht…..heilige nacht…’ In gedachten zingt Dirk de woorden mee….
Hulpeloos Kind….heilig Kind…. Dirk stopt, zijn vingers beven. ‘Wat is er? …Waarom stop je?’ vraagt de meester. ‘Oh, niks’, zegt Dirk. Hij is blij dat het schemerig is in de kamer, want zo ziet de meester tenminste niet dat hij tranen in zijn ogen heeft. Waarom moest hij toch aan Daantje denken toen hij die woorden net dacht: Hulpeloos Kind? Ze spelen verder tot het tijd is voor pauze.
‘Je bent stiller dan anders. Komt dat nog door gisteravond?’,vraagt de meester. ‘Ik snap je best hoor, het was best sneu voor je dat Daan opeens meer geld had dan jij. Maar je moet maar zo denken: Het is Daantje, dat is anders. Ik heb altijd veel van zulke kinderen gehouden. Ik heb gemerkt dat zulke mensen veel meer van het evangelie begrijpen dan wij denken…Weet je? Ik geloof dat mensen die bij ons achter staan, bij de Heere Jezus vaak een streepje vóór hebben.’ Ik ben gisteravond nog even bij zijn vader en moeder langs geweest. Het klinkt niet zo aardig, maar ik was er niet zo gerust op hoe hij aan al dat geld kwam, maar nu ken ik het hele verhaal. Daantje belde overal aan en had het maar over zieke kinderen die toch ook van de Heere Jezus moesten horen. Hij deed het op zo’n manier dat de mensen er geen touw aan vast konden knopen. Soms gaven de mensen wel wat, maar dat was meer uit medelijden of om van hem af te komen. Daantje was heel verdrietig dat het niet lukte tot hij op een dag zijn spaarpot pakte en al zijn eigen geld gaf. Toen werd hij weer blij en rustig. Hij was vol van die zieke kinderen. Hij dééd het niet om op de eerste plaats te komen, of voor dat boek. Dat heeft hij trouwens zelfs nog in de modder laten vallen.
Dirk zwijgt. Er zit een brok in zijn keel die hij niet weg kan slikken. Wat had hij allemaal niet van Daantje gezegd? Dat hij dat geld misschien wel gestolen had. En dat hij amper kon lezen, dat malle joch. En toen heeft hij hem nog op zo’n laffe manier ondersteboven gelopen. En waarom? Omdat hij zo graag iets wilde doen voor die zieke kinderen? Omdat hij zo blij en dankbaar was?
Nee, dan doe je zoiets niet. Al dat geld had hij alleen maar opgehaald voor zijn eigen eer! Zodat de jongens zouden zeggen: ‘Zo Dirk, dat heb je knap gedaan.’
Ze gaan weer verder met oefenen. Weer hoort Dirk in zijn gedachten die woorden: ‘Hulpeloos kind, heilig kind. Dat zo trouw, zondaars mint.’ Ja, Dirk, stop maar! Roept de meester opeens. Leg die trompet maar neer, gooi je hoofd maar op je armen en huil maar uit, huil maar! Dirk snikt en dat is lange tijd het enige wat in de kamer te horen is. Als het huilen wat bedaart, begint Dirk hortend en stotend alles te vertellen en op het laatst snikt hij: ‘Ik ga niet naar het kerstfeest.’
‘Kom nou’, zegt de meester zacht, je gaat wel naar het kerstfeest. Nu juist wel! Ik dacht net: ‘Nu is Dirk precies daar, waar je moet zijn om het kerstfeest te vieren. Kerstfeest is voor mensen die hulp nodig hebben en dat zelf ook beseffen. Waarom zou je niet gaan? Omdat je het niet verdient?’ De meester legt zijn hand op Dirks hoofd. ‘Omdat je er niet voor deugt?’ Dirk knikt. Maar je hebt toch net nog gespeeld: ‘Dat zo trouw, zondaars mint?’ Daarvoor is de Heere Jezus toch juist gekomen? Kom Dirk, we spelen samen verder. En morgenavond spelen we ook. Je maakt het weer goed met Daantje en je komt…spreken we dat af?’ Dirk droogt zijn tranen, ze oefenen verder. Het lijkt voor hem net of het nu mooier klinkt dan aan het begin van de avond. Oh, hij schaamt zich nog wel en hij ziet er erg tegenop om tegen Daantje te zeggen dat hij het verkeerd heeft gedaan, maar hij zal het zeggen...
Kerstfeest. Dirk is al heel vroeg bij de zaal. Stel voor dat Daantje ook eens vroeg is. Hij blijft een beetje op een afstandje staan wachten. De andere jongens hoeven hem nu niet te zien. Hij wil Daantje alleen spreken. Het wordt steeds drukker op straat. Heel veel mensen gaan naar binnen, maar nog steeds geen Daantje. Hij zal toch wel komen? Opeens ziet Dirk in de verte een eenzame figuur aankomen. Ja, het is Daantje, dat is aan zijn vreemde manier van lopen al te zien. Dirk loopt hem tegemoet. Bij een lantaarnpaal ontmoeten ze elkaar en dan herkent Daantje hem. Zal hij nu woest worden om gisterenavond? Dirk slikt een paar keer zenuwachtig om moed te verzamelen, maar hij krijgt niet eens de kans om wat te zeggen. ‘Kijk’, zegt Daantje, ‘ik heb er een kaft omheen gedaan en nou zie je geen vlekken meer.’ Hij heeft zijn boek bij zich dat nu in blauw papier is gewikkeld. ‘Nou is het weer mooi.’ ‘Ik eh… hakkelt Dirk….Daan, ik heb het expres gedaan,…. ik...’ ‘Nou is het weer mooi’, herhaalt Daantje. Hij klemt het boek stijf onder zijn arm en kijkt Dirk recht in zijn ogen. Die ogen van Daantje! Voor het eerst ziet Dirk hoe vriendelijk die glanzen. ‘En nou ga ik naar het kerstfeest van de Heere Jezus, en de zieke kinderen hebben ook feest.’ Dan draait hij zich om en loopt naar de zaal. Dirk loopt achter hem
aan. Hij begrijpt dat het niet eens tot Daantje is doorgedrongen dat hij hem expres tegen de grond had gegooid.
De zaal is vol en Dirk en Daantje komen naast elkaar te zitten op de achterste rij. Dirk moet maar steeds naar die jongen kijken. Malle Daantje, het licht van het feest straalt uit zijn ogen. Het is het licht van een feest dat ergens diep bij hem binnenin moet zitten. Bijna is Dirk vergeten dat hij vanavond ook nog moet spelen. Hij merkt pas laat dat de meester hem staat te wenken. Dan gaat hij naar voren...
Dirk speelt, hij spéélt. Alles om hem heen is hij vergeten. Hij denkt maar aan dat ‘hulploze Kind’ Wat een wonderlijk kerstfeest! Het is toch niet te begrijpen dat de Heere Jezus juist gekomen is om zondaren te zoeken, zondaren zoals hij! Er loopt een traan over zijn wang, maar niet van verdriet...
Thema van J. Frinsel, naverteld door Pieter van Hemert uit Oud-Alblas