Ik kan het vaak niet laten om er wat van te zeggen. Als er dan vooraan in de kerk een oma of opa zit. Met een prachtige dopeling op schoot, maar toch: heel erg ongelukkig kijkend.
Het ongemak is van het gezicht te lezen: natuurlijk is het een feestelijke dienst en natuurlijk ben je een trotse opa of oma, maar dat kind maakt zo’n herrie. Je hebt alles al geprobeerd om het stil te krijgen, maar niets hielp. En je hebt het idee dat iedereen naar je kijkt en dat iedereen er last van heeft. De dominee misschien nog wel het meest.
Op dat moment kan ik mijn mond niet houden. Want wat we in zo’n dienst gaan doen is: tegen dat kleine huilebalkje zeggen dat ook hij of zij mag delen in Gods beloften! En dat God daar nu al bekendheid aan wil geven. De kinderen horen er helemaal bij.
Maar zo voelen we dat niet. Want we hebben er last van. Daarom geef ik er vaak maar even woorden aan: Nee, ik heb er geen last van dat deze kinderen vooraan af en toe herrie maken. En als de andere kinderen dat af en toe doen: ook niet erg. Ik praat wel door. Jongens en meisjes: fijn dat jullie er zijn!
Laat die doopdienst maar de eerste aanleiding zijn om ons te beseffen: deze kinderen horen er echt bij en we willen als voorgaande generatie ook voor ze inschikken. Ze mogen ruimte innemen, ze mogen aandacht vragen. We mogen iets moois aan ze doorgeven en we willen ook wat voor ze opgeven. Zoals een klein beetje rust in een doopdienst.
Ik stel voor dat we in alle doopdiensten psalm 8 ook gewoon een keer zingen of citeren: “Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt u sterkte gegrondvest!” Al van jonge leeftijd mogen de kinderen in de gemeente herrie maken tot eer van God. En de Here bouwt zijn Koninkrijk op de lofzangen van zijn volk. En daar horen de allerkleinsten ook bij.
Daarom denk ik vaak: huilers in de kerk? Heerlijk!
Tekst: Ds. Rik Bikker