Ooit is er een onderzoek gedaan naar christelijke gebruiken in een gezin. Daaruit kwam naar voren dat er van de verschillende gebruiken die er zijn, zoals bijbellezen, bidden, zingen en naar de kerk gaan, er één gebruik was dat in bijna alle gezinnen voorkwam. Ook in gezinnen die geen band meer met de kerk hadden, of waarvan de ouders zelf weinig van het geloof hadden meegekregen. Heel veel kinderen bidden dus voor het slapengaan een avondgebed. Wat ze dan bidden? Ouders noemden het vaakst: ‘Ik ga slapen, ik ben moe’.
Ooit is er een onderzoek gedaan naar christelijke gebruiken in een gezin. Daaruit kwam naar voren dat er van de verschillende gebruiken die er zijn, zoals bijbellezen, bidden, zingen en naar de kerk gaan, er één gebruik was dat in bijna alle gezinnen voorkwam. Ook in gezinnen die geen band meer met de kerk hadden, of waarvan de ouders zelf weinig van het geloof hadden meegekregen. Heel veel kinderen bidden dus voor het slapengaan een avondgebed. Wat ze dan bidden? Ouders noemden het vaakst: ‘Ik ga slapen, ik ben moe’.
Het verraste de onderzoekers hoe breed het avondgebedje verspreid was. Ze vermoeden dat het komt doordat de nacht voor kinderen iets spannends heeft – en wellicht voor hun ouders ook. Of dat ouders aan hun eigen kindertijd dachten en nog wisten dat zij niet goed durfden te slapen, omdat ze bang waren. Dan hoop je toch dat er Iemand is die voor je kind zal zorgen in die nacht. Daarom neemt zo’n avondgebedje mogelijk ook een stukje angst weg en geeft het rust voor het slapen gaan. En wellicht is een gebedje zingen met (een van) de ouders als vast avondritueel ook iets wat vertrouwd is en een veilig gevoel geeft.
Hoe dan ook, het ritueel van bidden voor het slapen gaan, is dus breed ingeburgerd. Aan ouders de taak om hun kind de inhoud van het gebruik te leren, omdat het anders zomaar een vorm zonder inhoud kan worden. Dan is het goed om eens in te zoomen op het veel gebeden ‘Ik ga slapen, ik ben moe’.
Het gebedje is afkomstig van de Duitse schrijfster Luise Hensel (1798-1876). Ze schreef het onder de titel ‘Müde bin ich, geh zur Ruh. Haar broer Wilhelm was de zwager van componist Felix Mendelssohn Bartholdy. Luise was 20 jaar toen ze rooms-katholiek werd. Zij schreef het gedicht vermoedelijk toen ze ziek was en een aantal weken in een kasteel van een familievriend verbleef. Later zijn de woorden op de melodie van een kinderliedje gezet. De Nederlandse predikant Jan de Liefde (1814-1869), bekend als liedschrijver en als oprichter van vereniging Tot heil des volks, heeft het gebedje in het Nederlands vertaald. Dat is de meest bekende versie geworden. Later zijn er ook weer andere versies gemaakt.
Als we de Duitse versie en de versie van ds. De Liefde naast elkaar leggen, zien we dat de vertaling vrij nauwkeurig en met gevoel is verricht. Een kind kan het heel makkelijk leren en al jong meezingen. Daarnaast is het ook mooi compleet als het gaat over de dingen die je als kind aan de Heere mag vragen. Wellicht daarom hebben veel ouders dit opgepakt en zijn zij het met hun kinderen gaan zingen voor het slapen gaan. En nog steeds blijkt het een gebedje te zijn dat weer doorgegeven wordt aan de volgende generatie, al is het soms weer in net iets andere woorden.
Het is prachtig als je een kinderstem een gebedje hoort zingen. Het zijn ouder-en-kind-momenten die kostbaar zijn. Het is mooi om kinderen zo jong vertrouwd te maken met het feit dat ze alles tegen de Heere mogen zeggen en dat Hij ook voor hen zal zorgen.
Ook dit gebed sluit af met het woordje ‘Amen’. Het is zeker dat God het gebed verhoort, nog veel zekerder dan ik in mijn hart voel dat ik dit van Hem verlang. God is een Hoorder van het gebed. En wat ziet Hij graag dat ook kinderen tot Hem bidden. Laat de kinderen tot Mij komen, tot de kleinsten toe! Dat is dus ook zingend bidden met een baby op schoot.
Tekst: Anja den Otter