Heere zegen dit eten, om Jezus wil, amen! Met een ondeugend hoofd kijkt dochter Linda van bijna 3 jaar de tafel rond. Ze heeft net haar gebedje voor het eten keihard over tafel geschreeuwd en kijkt nu triomfantelijk rond of iedereen om haar moet lachen. En jawel ze heeft het voor elkaar, iedereen lacht. Jij twijfelt, want moet je het negeren of moet ze het gebedje overdoen? Ze moet toch leren dat eerbied voor God belangrijk is...
Zomaar een voorbeeld dat vast heel herkenbaar is voor ouders met een opgroeiend gezin. Hoe moet je omgaan met de geloofsopvoeding bij een peuter ofwel het jonge kind? Heeft geloofsopvoeding eigenlijk wel zin bij het jonge kind? Vraagstukken waar ik over na heb gedacht tijdens mijn afstudeeronderzoek vanuit mijn opleiding hbo-pedagogiek. Hierbij wilde ik onderzoeken of ouders tegen dingen aanlopen bij de geloofsopvoeding van het jonge kind en of zij hier ondersteuning bij willen krijgen.
Heeft geloofsopvoeding bij jonge kinderen überhaupt wel nut? God is toch abstract? Jonge kinderen kunnen toch nog helemaal niet abstract denken? En wat kunnen wij er als ouders aan doen? Het is toch Gods werk?!
Laten we eerst kijken naar wat de Bijbel zegt over geloofsopvoeding. De kerntekst voor geloofsopvoeding staat in Deuteronomium 6: 4-7: “Luister, Israël! De HEERE, onze God, de HEERE is één. Daarom zult u de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht. Deze woorden, die ik u heden gebied, moeten in uw hart zijn. U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken, als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u opstaat.” De feestdagen werden door het volk Israël vaak gebruikt om kinderen te wijzen op Gods daden. Zodat de kinderen leerden om te vertrouwen op God. Ook Salomo geeft opvoeders in Spreuken 22:6 de taak om jongeren te oefenen in hun levensweg met de belofte dat - wanneer de jongeren oud geworden zijn - zij niet van deze levensweg zullen afwijken.
Geloofsopvoeding kun je vergelijken met een boom. Het laten leven en groeien kunnen ouders niet doen, dat is Gods werk. Maar het is de taak van ouders om te zorgen dat de boom in een optimaal klimaat kan groeien. Het is in de eerste drie levensjaren belangrijk dat een kind ontwikkelt in een veilige omgeving en daarin is het basisgevoel van vertrouwen van essentieel belang. Volgens orthopedagoog W. ter Horst is een kind dan pas ontvankelijk voor de diepere dingen van het bestaan. In de eerste levensjaren ontwikkelen kinderen hun ‘zijn’, hun ‘identiteit’. Door de geloofsopvoeding praktisch vorm te geven bij het jonge kind, ligt het bestaan van God in zijn of haar identiteit.
Kan ik een pasklaar antwoord geven op de worsteling van Linda’s ouders? Nee, zelf zit ik ook regelmatig met zweetdruppels op mijn hoofd aan tafel als mijn dochter van ruim twee jaar niet wil bidden of niet eerbiedig is. Gelukkig mag ik dan als ouder weten dat ik biddend het leven van mijn dochter in Gods Vaderhanden mag leggen en dat het daar veilig is.