Na al twee uur strijd te hebben gevoerd met mijn kinderen zitten we eindelijk in de kerk. Zowaar met gekamde haren, gestrikte veters en een ontbijt achter de kiezen, maar van binnen is het een chaos.
Waarom is het toch altijd zo moeilijk om hen mee naar de kerk te krijgen? Waarom begint de middelste te steigeren zodra hij de menigte kerkvolk ziet? Waarom kan de jongste nooit stilzitten en vraagt de oudste steeds mijn aandacht? Ik zit tussen een paar honderd gelovigen, maar voel me intens eenzaam.
Er wordt gesproken over eenzame ouderen en jongeren die worstelen met een isolement. Maar het gaat nooit over eenzaamheid bij ouders. Terwijl ik me juist in de (geloofs)opvoeding van mijn kinderen het vaakst eenzaam heb gevoeld. Want hoe kun je je eigen tekortschieten en onzekerheid delen met andere ouders bij wie het wel van een leien dakje lijkt te gaan?
Regelmatig geef ik toerusting over geloofsopvoeding. En dan zie ik achter de voorzichtige en soms wantrouwige gezichten van ouders die binnenkomen diezelfde eenzaamheid. Als ik begin te vertellen over mijn eigen geklungel is het alsof er iets van hen af valt. ‘Je bent hier niet om mij te veroordelen!’ zie ik ze denken. Ik zet hen in groepjes bij elkaar om te delen waar ze tegenaan lopen en telkens weer hoor ik dan de vreugdevolle uitroep: ‘Heb jij dat ook?!’ Een feest van herkenning! Een gebalde vuist tegen de eenzaamheid!
Tekst: Ingrid Plantinga