Zondagmorgen. Je loopt met je zoon de achtertuin in om de fiets te pakken en richting de kerk te vertrekken. De hele buurt slaapt nog. Hij treuzelt bij de deur. Opeens wordt de stilte wreed verstoord: ‘Ik hou wel van God, maar ik hoef die preek niet!’
Kinderen en de preek, jongeren en de kerkdienst: dat zijn niet altijd probleemloze combinaties. Het is saai, het duurt te lang, het is te moeilijk, het gaat niet over mij, ik kan er niks mee: dat zijn gehoorde klachten. Gelukkig niet altijd. Er zijn ook kinderen die met plezier naar de kerk gaan, en jongeren die de dienst ervaren als een belangrijk element in hun leven met God. Niet uitsluitend kommer en kwel dus. Tegelijk kan de gemeente haar jonge leden in veel gevallen nog zoveel meer bieden op dit punt – juist omdat onze God zoveel te bieden heeft. Daarin ligt ook de diepste motivatie om na te denken over deze thematiek: het heil dat God ons in Christus schenkt, is ook voor onze kinderen en jongeren het enige waarvan ze kunnen leven. Als we dat werkelijk geloven, is het onmogelijk om kinderen en jongeren tijdens de dienst aan hun lot over te laten.
Heilsbemiddeling
Tijdens de kerkdienst praten we niet zomaar over God, maar is God ook daadwerkelijk aanwezig. Dit maakt de kerkdienst tot een ontmoetingsgebeuren waarin God en mens mogen samenkomen. God stelt Zijn heil present, deelt Zijn liefde en genade uit. Hoorders mogen dit heil telkens opnieuw in geloof ontvangen en aanvaarden, waarbij ze hun dankbaarheid en vreugde, maar ook hun zorgen, zonden en moeiten neerleggen aan de voet van het kruis. ‘Het Lam van God is daar, om alles weg te dragen’ (Bonhoeffer).
Dit zijn hoge en wonderlijke woorden over de kerkdienst, die het gebeuren van de liturgie uittillen boven het alledaagse. Het gaat om een dubbele beweging van verkondigen en horen waardoor heil van Godswege bemiddeld wordt: wanneer Woord en Geest samenkomen, hoor ik in het geloof dat de Zaligmaker die verkondigd wordt, ook mijn Zaligmaker is, ervaar ik de troost van de Trooster die gepredikt wordt ook in mijn eigen leven. Tijdens de kerkdienst worden hoorders door de Geest van God ingewijd in de heilgeheimen van God. Dit geldt hoorders van alle leeftijden.
Inwijding
Inwijding gebeurt doorgaans met nieuwkomers: mensen van buiten bijvoorbeeld, die God niet kennen. Echter, de nieuwkomers komen niet alleen ‘van buiten’, maar zitten ook binnen de muren van de kerk: ook een nieuwe generatie wordt ingewijd. Kinderen en jongeren die opgroeien binnen de gemeente mogen geen toeschouwer zijn, maar deelgenoot van het heil in Christus.
In een tijd van afval waarin jongeren de kerk stilzwijgend verlaten of met een harde klap de deur dichtslaan, is aandacht voor de inwijding van kinderen en jongeren van groot belang. Voor Areopagus, centrum voor missionaire en contextuele verkondiging, vormt dit de reden om een studiedag aan deze thematiek te wijden. Immers, de situatie van kinderen en jongeren vraagt bij uitstek om prediking die erop gericht is (ook) hen te winnen voor het Evangelie (missionair) en die gestalte krijgt en concreet wordt binnen (ook) hun leven van elke dag (contextueel).
Bezinning op de kerkdienst, en ook de preek, binnen deze context is daarom van groot belang. Deze bezinning gaat zowel ouders en predikanten aan, alsook kerkenraden en jeugdwerkers. Immers, het inwijden van kinderen en jongeren kan niet uitsluitend op het bordje van de dominee of van het gezin gelegd worden, maar is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Verantwoordelijkheid
De gezamenlijke verantwoordelijkheid begint al voordat de kerkdienst begint. Hoe bereid je je voor als gezin? Kom je zo laat mogelijk uit bed, zodat naar de kerk gaan altijd haastwerk betekent? Of is er rust om als ouders en kinderen samen stil te worden voor het aangezicht van God en de aandacht te richten op wat gebeuren gaat? Dat is: God wil ons ontmoeten en met ons spreken. Samen bidden, elkaar als hoorders opdragen aan God, maar ook predikant en gemeente, is van grote waarde.
De verantwoordelijkheid van de predikant begint ook al ver voor de zondagmorgen, bij de voorbereiding van de preek. Als je weet dat er twintig, vijftig of honderd kinderen en jongeren onder je gehoor zitten op zondagmorgen, wat ga je dan doen? Ga je je specifiek op hen richten, of deze keer niet? En zo ja, hoe en wanneer dan? Voortdurende reflectie blijft van belang.
Indirecte communicatie
Een vuistregel binnen de communicatiewetenschap is dat een boodschap voor tachtig procent op non-verbale wijze overgedragen wordt. Wanneer non-verbale en verbale aspecten van een uiting met elkaar in tegenspraak zijn, zal vooral het non-verbale aspect blijven hangen. Ook voor geloofsopvoeding en voor inwijding in het heil geldt dat non-verbale en indirecte communicatie een ontzettend belangrijke rol speelt. Een ouder die zijn kind vertelt dat God betrouwbaar is, dat je altijd op Hem aankunt en dat Hij doet wat Hij belooft, ontkracht zijn eigen woorden en belemmert het Godsvertrouwen van zijn kind wanneer hijzelf het vertrouwen van zijn kind beschaamt, op welke manier dan ook.
Een predikant die zich voortdurend richt op volwassenen, in abstracties spreekt en zich van intellectuele taal bedient, communiceert hiermee indirect dat de woorden van God niet voor kinderen zijn. Een gemeente die ervoor kiest om teksten te zingen die bij kinderen en jongeren vervreemding oproepen, loopt het risico dat kinderen en jongeren deze vervreemding ook gaan ervaren in relatie tot God Zelf.
Anders
Het kan ook anders. Ouders die hun kind laten merken dat zij zelf genieten van God tijdens de preek en voor hun kind meeschrijven of ‘meetekenen’ met de preek, zodat het kind voor een aanzienlijk deel kan volgen waar het (werkelijk) over gaat. Predikanten die jongeren expliciet aanspreken en de Schrift verbinden met hun situatie, of die kinderen een vraag stellen en laten meedenken in het proces van de preek. Een gemeente die de ruimte geeft aan kinderen en jongeren, omdat zij beseft dat ook de jonge schapen wezenlijk bij de kudde van God horen. Het inwijden van kinderen en jongeren is een gezamenlijke verantwoordelijkheid, die op heel veel manieren vorm kan krijgen. De ervaringen die kinderen en jongeren hierbij opdoen, kunnen van groot gewicht zijn in hun geloofsrelatie met God. Wanneer je merkt dat de predikant jou als tiener op het oog heeft, kan dat bijdragen aan de ontdekking dat God zelf je op het oog heeft.
Tegen verkleutering
De inwijding van kinderen en jongeren tijdens kerkdienst en preek maakt het in zekere zin onmogelijk dat het heil van Godswege in hapklare brokjes wordt opgediend, zo simpel en eenvoudig mogelijk. De beweging van de inwijding is niet gericht op de kinderen en jongeren zelf, maar neemt kinderen en jongeren juist mee naar het heil toe. Niet kinderen en jongeren staan centraal, maar de heilgeheimen van God. In zekere zin wordt het geheim bewaard, en blijft het heil een mysterie. Tegelijk betekent inwijding dat kinderen en jongeren wel uitdrukkelijk meegenomen worden, op een heldere en begrijpelijke manier, passend bij hun ontwikkelingsniveau.
Dit meenemen betekent geen verkleutering, maar afstemming door hen te raken in hun bestaan, hen aan te spreken in hun leefwereld, hun te laten zien en ervaren Wie God in Christus voor hen is. Hoe dat concreet gestalte kan krijgen, en hoe predikanten, kerkenraden, ouders en jeugdwerkers hieraan kunnen bijdragen, is een centrale vraag tijdens de studiedag. Het blijft dan niet bij de vraag, maar het gaat om het ontdekken van antwoorden. Antwoorden die Gods heil bemiddelen voor een nieuwe generatie.
Zondagmorgen. Je loopt met je zoon de achtertuin in om de fiets te pakken en richting de kerk te vertrekken. De hele buurt slaapt nog. Hij niet, hij heeft een stralend humeur: ‘Ik hou van God, en Hij houdt van mij – en dat ervaar ik juist in de kerk.’ Doorfietsen dus.
Dr. Hanneke Schaap-Jonker uit Zwolle is theoloog en psycholoog. Ze is rector van het Kennisinstituut Christelijke GGZ.