In de puberteit gaat een kind zijn eigen mening vormen. En dat betekent nogal eens dat alle normen en waarden van pa en ma bekritiseerd worden. Ze zijn het nergens meer mee eens en moeten overal een weerwoord op hebben. Tieners houden ervan om heilige huisjes omver te schoppen. Maar soms zit de twijfel dieper en worden de vragen over geloof en kerk steeds kritischer. Hoe ga je dan het gesprek aan met je kind?
Er zijn veel tieners die twijfelen over God, de bijbel of wie Jezus nu echt is. Sommigen confronteren hun ouders regelmatig met hun vragen. Anderen uiten het niet, maar blijven er mee doorlopen of verlaten op hun achttiende in stilte de kerk.
Serieus nemen
Hoe lastig het ook kan zijn, neem het serieus! Negeer kritische vragen niet. Want dan zullen ze steeds weer op komen borrelen. Je kunt er beter eerlijk en oprecht aandacht aan besteden. Neem er de tijd voor. Ga direct op vragen of kritische opmerkingen in, want een andere keer hebben ze misschien geen zin meer om erover te praten. Laat de afwas maar even staan en laat je tiener merken dat je zijn vragen serieus neemt.
Je kunt er ook voor kiezen om een moment af te spreken dat je samen in gesprek gaat over een onderwerp dat je kind aandraagt. Bereid je daar dan goed op voor en vraag dat ook van je tiener. Laat hen van te voren argumenten op een rij zetten. Vraag altijd door naar de consequenties. Het is eenvoudig om te roepen ‘alle godsdiensten zijn waar’, maar hoe werkt dit dan concreet? Prima als hij vindt dat er geen bewijs is voor God, maar heeft hij wel doordacht wat het betekent als God niet zou bestaan?
Wees eerlijk over je eigen twijfels. Het kan voor tieners een opluchting zijn, dat voor jou ook niet alles duidelijk of 100 procent zeker is. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat jouw issues centraal komen te staan of dat je vragen oproept bij je kind die hij zelf nog niet had. Maar het kan wel bemoedigend zijn om te laten merken dat je hen begrijpt in hun onzekerheid.
Erkenning geven
Het steeds weer uiten van kritiek kan een manier zijn om het geloof niet dichtbij te laten komen. Een poging om stoer over te komen en niet kwetsbaar te hoeven zijn. Geef, juist als je deze motieven bij je tiener vermoedt, er wel aandacht aan. Want zodra je oprecht belangstelling toont, werkt het roepen van bezwaren niet meer als middel om afstand te creëren.
Bij veel mensen is twijfel overigens een serieus probleem. Ze kunnen hier echt mee zitten. Het kan zelfs pijn doen: Waarom kunnen anderen het wel geloven en ik niet? Mankeer ik iets? Ze worden door andere christenen niet begrepen: ‘Je moet het gewoon geloven en niet alles willen verklaren’, wordt hen dan gezegd.
Maar laten we eerlijk zijn: twijfel is niet vreemd. Bijna iedereen heeft er wel eens last van. Vlak voordat Jezus naar de hemel gaat, vertelt het evangelie naar Mattheüs bijvoorbeeld dat sommige discipelen nog twijfelen (Mattheüs 28).
In de wetenschappelijke wereld waarin wij leven, heb je genoeg redenen om je vraagtekens te zetten bij de waarheid van de Bijbel. Geef tieners die erkenning: ‘Je bent niet gek als je het allemaal niet zo zeker weet! Ik begrijp dat wel. Laten we samen zoeken naar antwoorden.’
Twijfel van de wil
Twijfel kan een kwestie zijn van niet willen kiezen voor God. De keuze uitstellen, omdat je nog zoveel andere dingen belangrijk vindt. Zoals het volk Israël in de tijd van Elia op twee gedachten bleef hinken: God is aantrekkelijk, maar het vereren van Baäl heeft ook wel wat.
Dat past in deze tijd: ‘De waarheid bestaat niet, die maak je zelf. Met een beetje van dit en een beetje van dat. Je moet niet te zwart-wit denken.’ Maar de Bijbel is wel radicaal: geloven betekent kiezen. Het is het een of het ander. Wees hier eerlijk over tegen je kind.
Tegelijk moet je de lat niet te hoog leggen. Jongeren krijgen soms het idee mee dat je je eerst als christen moet gedragen, voordat je er één bent en je erbij hoort (behave – believe – belong). Dat legt een grote druk op hen. Want gaat het hen wel lukken om als echte christen te leven? Hou hen een andere volgorde voor: je hoort erbij omdat je een kind van God bent, je gaat van Hem houden en dan ga je vervolgens ook steeds meer leven als een kind van je Vader (belong – believe – behave).
Een ander probleem is de vraag of je jezelf wel wilt onderwerpen aan een God die boven je staat: ‘Wil ik wel als zondig mens betiteld worden en afhankelijk zijn van goddelijke genade? Mwa… dan ben ik toch liever eigen baas.’
Hier is de Bijbel behoorlijk scherp over: ‘Immers, wie twijfelt, lijkt op een golf van de zee, die door de wind voortgestuwd en op- en neergeworpen wordt. Want zo iemand moet niet denken dat hij iets ontvangen zal van de Heere.’ (Jakobus 1:6-7).
Deze eigenwijsheid moet ontmaskerd worden. En er is maar Eén die dat echt kan. Want eerlijk is eerlijk, eigenlijk zijn we van nature allemaal van die koppige ezels, zolang de heilige Geest ons niet aanraakt.
Twijfel van het verstand
God liefhebben met je verstand is niet altijd makkelijk. Er zijn genoeg wetenschappelijke inzichten die ingaan tegen wat de Bijbel zegt. Wetenschap en geloof lijken haast concurrenten. Of je gelooft in de één of in de ander. Onder christenen heerst vaak het idee dat je in geval van twijfel niks kunt met feiten en argumenten. Het enige dat je kunt zeggen, zou dan iets zijn als: ‘Je moet het gewoon geloven’.
Maar niet iedereen zit zo in elkaar. Sommige mensen zijn zo geschapen dat ze dingen zeker willen weten. Ze willen het kunnen begrijpen. Ze zouden hun aard geweld aan doen als ze iets moesten geloven dat irrationeel is.
‘Toen ik mijn oudste dochter leerde bidden, deed ze alles na wat ik zei. Ze accepteerde wat ik haar leerde over God. Met mijn zoon ging dat heel anders. Ik legde hem uit hoe je met God kunt praten. Maar hij weigerde om het zelf te doen: ‘Dat kan ik niet, mam, want er zit een plafond tussen. God kan me niet horen. En Hij kan me ook niet zien, want de gordijnen zitten dicht.’
Men denkt vaak dat er niks tegen rationele twijfel in te brengen valt. Daardoor is er weinig aandacht voor volwassenen en jongeren die tot de ontdekking komen dat geloven voor hen niet logisch meer lijkt. De kerk laat hen gaan met het idee dat hun twijfel hopeloos is.
Inderdaad kun je een ander nooit overtuigen van de waarheid van het geloof. Het is een geschenk dat je van de heilige Geest ontvangt (Efeziërs 2:8). Je kunt de waarde ervan niet opdringen. Dwang werkt alleen maar averechts. Paulus schrijft dat het evangelie dwaas en aanstootgevend is voor hen die geen relatie met Jezus hebben (1 Korinthiërs 1:23). Dus alleen als je de liefde van Jezus ervaart, kun je het geloof aannemen.
Maar het is niet waar dat er geen antwoorden zijn. Er is een heleboel zinnigs te zeggen over de geloofwaardigheid van de bijbel. Er zijn redelijke argumenten aan te voeren voor het christelijk geloof. Al kun je het bestaan van God nooit bewijzen, dat betekent niet dat je het niet aannemelijk kunt maken voor het verstand. God is nota bene de Schepper van het verstand.
Jezus schrijft de discipel Thomas niet af als hij het onmogelijk acht dat er iemand opstaat uit de dood. Als Jezus na zijn opstanding aan Thomas verschijnt, bekritiseert Hij hem niet om zijn twijfel. Nee, Hij nodigt hem uit om te komen voelen aan zijn handen en zijn zij: ‘Wil je bewijs, Thomas? Kom maar en overtuig jezelf’ (Johannes 20:27).
Schrijf dus je kritische tiener niet af. Maar neem hen serieus en ga samen op zoek. God kan het verstand overtuigen, jij niet. De heilige Geest kan hen de ogen openen voor de logica van het geloof. Zoals Hij dat ook deed bij de Emmaüsgangers (Lucas 24). En jullie gezamenlijke zoektocht kan een eerste stap in die richting zijn.
Twijfel van het gevoel
Aarzeling over de waarheid van het geloof kan ook ontstaan door negatieve ervaringen. Als je in de kerk stevige ruzie hebt meegemaakt, hoeft God voor jou ook niet meer. En als je van je moeder steeds te horen hebt gekregen dat je waardeloos bent, hoe kun je dan begrijpen dat er een Schepper is die van je houdt? En als je vurig gebeden hebt voor de genezing van je tante en ze is toch overleden, wat blijft er dan nog over van je vaste geloof?
Deze vorm van twijfel zit vaak erg diep. Dingen die je meemaakt, kun je niet ongedaan maken. Vertrouwen is niet eenvoudig te herstellen. Daarvoor is een heleboel liefde en geduld nodig. Wees trouw, geduldig en warm naar jongeren die hiermee kampen. Geef hen de ruimte om hun verhaal te doen en hun pijn te uiten. Relativeer dit niet, maar erken het probleem zodat ze voelen dat ze serieus genomen worden. Er gaan dingen fout in de kerk en in christelijke gezinnen. Dat hoef je niet te bedekken met de mantel der liefde. Laat juist zien dat de kerk geen museum van heiligen is, maar een ziekenhuis waarin Gods genezing hard nodig is.
Ook het vertrouwen in God kan beschadigd raken. Het is soms moeilijk te begrijpen waarom dingen gebeuren of waarom Gods ingrijpen uit blijft. Geef je kind nooit het gevoel dat dit soort frustraties niet geuit mogen worden. Laat hem maar eerlijk zijn en worstelen met God. Kom niet te snel zelf met antwoorden, maar wijs erop dat het vaak een tijdje duurt voordat je dingen gaat begrijpen en een plekje kunt geven.
Zorg ervoor dat ze positieve ervaringen opdoen die hen een nieuwe basis geven voor vertrouwen. Gods liefde is in staat om te helen wat kapot ging.
Tips
Wel doen:
- De twijfelaar serieus nemen.
- De ruimte geven om twijfel te uiten.
- Erkennen dat geloven niet eenvoudig is.
- Eerlijk zijn over de ups en downs in je eigen geloof.
- Je twijfelende tiener apart nemen en tijd en aandacht besteden aan zijn vragen.
- Ontdekken welke gedachte er achter de twijfel zit en hoe diep die zit.
- Vragen naar het alternatief: ‘Wat als er geen God is, wordt het lijden daar dragelijker van? Wat als alleen het Boeddhisme waar is? Wat als alle godsdiensten een beetje gelijk hebben?’
- Bidden voor je kind.
Niet doen:
- Kritische vragen negeren of afdoen met: ‘Dat komt ooit nog wel aan bod’.
- Jezelf als volmaakte gelovige presenteren.
- Zeggen: ‘Ik kan het niet uitleggen, je moet het gewoon geloven.’
- Denken dat jij in staat bent om je kind te overtuigen.
- Het gebed gebruiken om zelf geen antwoord te hoeven geven: ‘Bid er maar om, dan zal God het je wel duidelijk maken.’
Dit is een aangepaste versie van het hoofdstuk 'Hoe ga je om met geloofstwijfel?' uit het Handboek voor catecheten (onder redactie van Ingrid Plantinga-Kalter en Harmke Vlieg-Kempe).