In steeds meer families gelooft niet iedereen. Dat kan soms best lastig zijn. Want hoe geef je jouw geloof vorm wanneer niet iedereen begrijpt waarom je bepaalde keuzes maakt? Waar trek je grenzen? Wat is belangrijk en wat niet? Theoloog en trainer Leantine Dekker helpt zoeken naar antwoorden op deze vragen.
Het is tijdens een avond voor grootouders, over kleinkinderen en geloven. Ze is een wat kleine en zeer bescheiden vrouw. Ze is stil tijdens de gesprekken en zit licht voorovergebogen in de kring. Dan ineens vertelt ze haar verhaal. Haar man stierf alweer heel wat jaren geleden. Ze heeft haar kinderen voor een deel alleen opgevoed. Inmiddels past ze regelmatig op de kinderen van haar zoon. Tot ieders tevredenheid, denkt ze. Tot dat ene moment waarop haar zoon haar verbiedt om nog langer uit de Bijbel te lezen waar zijn kinderen bij zijn. Het geloof heeft voor hem afgedaan en hij wil niet dat zijn kinderen ermee in aanraking komen. Als ze het toch blijft doen, mag ze niet meer op de kleinkinderen passen.
De groep met grootouders kijkt haar met grote ogen aan. Wat een onmogelijke keuze. De kleine vrouw lijkt wat rechterop te gaan zitten en zegt met vaste stem: “Dat was helemaal geen moeilijke keuze! Zolang de kleinkinderen bij mij in huis komen, lees ik ze voor uit de Bijbel. Wat mijn zoon thuis wel of niet mee wil geven, is zijn verantwoordelijkheid, maar hij beslist niet over wat ik in mijn eigen huis doe.” Haar antwoord werd geaccepteerd, ze past nog steeds met veel plezier op haar kleinkinderen.
Ik mocht mijn kleinzoon niet meer voorlezen uit de Bijbel
Expliciete verwachtingen
Dat familieverhoudingen soms gespannen zijn als het om geloven gaat, heeft meestal te maken met verschillende verwachtingen. Misschien zijn je broer en jij opgevoed in een gelovig gezin. Jij vindt het daarom vanzelfsprekend dat je broer rekening houdt met jou als gelovige, ondanks het feit dat hij niet meer gelooft. Je broer verwacht van jou juist dat je hem respecteert in zijn eigen keuze. Onbewust kun je zo verwachtingen op elkaar projecteren, zonder deze expliciet te maken. Hierdoor kunnen bepaalde opmerkingen heel anders overkomen dan ze bedoeld zijn. In openheid praten over wat je precies van elkaar verwacht, voorkomt dat je wordt overvallen door een voorstel, bijvoorbeeld tijdens een familiemoment, zodat je vervolgens ‘spelbreker’ moet zijn, en ongewild de pret voor je kinderen bederft.
Bedenk daarnaast wat voor jou en je gezin het meest belangrijk is. Welke zaken hebben voor jou zo’n waarde dat je ze wilt bespreken met je familie? Is dat het bidden voor het eten tijdens gezamenlijke maaltijden, denk je aan de manier waarop je de zondag wilt invullen, of het taalgebruik in jullie familie? Door goed te weten wat je wel, of juist niet, wilt en dat eerlijk aan te geven, voorkom je dat je ‘overal’ een punt van maakt.
Een bijbels voorbeeld in deze kwestie is Daniël. Hij werd tijdens de ballingschap van het volk meegenomen naar het hof van de koning van Babel en moest allerlei nieuwe gewoonten aanleren. Hij kreeg zelfs een nieuwe naam! Alles onderging hij rustig, maar toen zijn relatie met God op het spel kwam te staan, trok hij een grens. Een grens die God zegende.
In de meeste gevallen vindt familie het zeer vanzelfsprekend om rekening te houden met elkaars waarden. Wanneer je als familielid keuzes maakt en ze uitlegt, zal er in het algemeen wederzijds begrip ontstaan en kun je daarin een getuige zijn. Andersom geldt dit natuurlijk ook: probeer te begrijpen waarom bepaalde zaken voor je familie minder belangrijk zijn. Vraag jezelf af of je de grens trekt om maar een grens te trekken, of omdat die grens echt verbonden is met iets wat voor jou onmisbaar is, zoals bij Daniël. Soms is er misschien minder begrip voor elkaar, maar ontdek je dat het je te ver gaat om de familieband daarop stuk te laten gaan. Wanneer je weet wat je belangrijk vindt, kun je bewust (pragmatische) keuzes maken. Dan plan je logeerpartijtjes in een vakantieweek en bijvoorbeeld niet op zondag.
Voorbereiding op diversiteit
Ieder gezin heeft eigen waarden en normen. Of het andere gezin gelovig is of niet, ook zij maken keuzes in de opvoeding en in wat zij hun kinderen mee willen geven. Misschien is hebben jullie wel de regel dat je van tafel mag na het Bijbellezen en danken, terwijl je bij opa en oma mag gaan spelen zodra je bord leeg is. Als ouders zijn we snel bang dat onze kinderen hiervan in de war raken. Toch zal je kind echt wel begrijpen dat de eerst-lezen-en-danken-regel thuis blijft gelden, ook al hoeft dat bij opa en oma niet. Kinderen zijn flexibeler dan wij denken. Ze voelen snel aan dat op verschillende plekken andere waarden en regels gelden dat het daar anders is dan thuis. Praat er eerlijk met je kinderen over en bedenk samen hoe ze daarmee om kunnen gaan. Onze kinderen groeien tenslotte op in een samenleving waarin geloven niet meer vanzelfsprekend is. Een deel van de opvoeding zal er dus op gericht zijn dat we onze kinderen leren om met diversiteit om te gaan.
Dat dit moeilijk kan zijn, blijkt uit het verhaal van Eva. Haar zoontje is 2 jaar. Eva is gelovig, net als haar man, die later tot geloof is gekomen. Haar schoonfamilie gelooft niet. Sterker nog, haar schoonmoeder heeft een aversie tegen geloven en alle regeltjes die er volgens haar bij horen. Nu Eva’s zoontje groter wordt, merkt ze dat ze het steeds lastiger vindt om bij haar schoonouders thuis te eten. Ze heeft al diverse keren uitgelegd dat ze graag wil dat haar zoontje voor het eten bidt. Hij begrijpt nog niet waarom hij dat bij opa en oma niet zou moeten doen. Dit heeft ze uitgelegd aan haar schoonouders, maar elke keer als ze bij haar schoonouders eet, moet ze het opnieuw thematiseren. Het doet haar pijn. Het voelt zo respectloos. Moet ze de regels van opa en oma gewoon accepteren en haar zoontje niet meer laten bidden?
Het goede leven
Hoe goed je misschien over alles hebt nagedacht, wanneer je kind gelogeerd heeft bij zijn oom en tante blijkt dat hij toch die foute film gezien heeft. Met enige schroom biecht je kind het bij je op. Hij wilde eigenlijk niet kijken, maar wist niet goed hoe hij dat moest zeggen. Oom en tante zaten er ook bij. Wellicht word je in eerste instantie boos. Hoe mooi is het echter dat je kind dit open met jou bespreekt. Het weet hoe lastig jij dit soort dingen vindt en zal misschien geaarzeld hebben om de situatie te vertellen. Bang misschien dat jij meteen gaat handelen en contact zoekt met de familieleden. Bespreek vooral met je kind hoe lastig zulke momenten zijn. En bedenk samen een aantal concrete dingen die je zou kunnen doen of zeggen in moeilijke situaties.
Misschien is jouw grootste verlangen wel dat je andere familieleden ook gaan geloven. Misschien gebruikt je jouw waarden en regels zelfs om hen te overtuigen. Meestal werkt dit averechts en zullen ze zich afzetten tegen de regels die jij hun lijkt op te leggen. Of zoals iemand eens zei: “Hoe meer zij haar best doet om mij te laten geloven, hoe minder ik ga geloven.” Moet je dan maar helemaal niets doen of zeggen? In 1 Petrus 2:12 schrijft Petrus over het leven van het goede leven te midden van ongelovigen: Leef een goed leven, ook in het midden van je familie. Zo zullen zij iets van Gods liefde zien en zullen jouw keuzes wellicht aanstekelijk werken voor hun eigen leven. Misschien is het ‘goede leven leven’ wel het meest belangrijke wat we onze kinderen in deze tijd mee kunnen geven.
Tekst: Leantine Dekker