“Dit is Jericho. De muur valt… Nee! Lucaaaa!! Níét. Dóén!” Te laat. Met één rake zwaai stort Imre’s zelfgebouwde stad inéén. Luca snelt weg. In blinde woede grijpt zijn broer een knalgele speelgoedauto van het speelkleed en trekt een sprintje. “Imre, néé. Stop!” roep ik nog. Op enkele meters afstand mikt hij. De auto vliegt rakelings langs Luca’s hoofd. Die gluurt enigszins opgelucht over de rand van de keukentafel. Luid mopperend start Imre met de wederopbouw van Jericho.
Niet veel later is Luca verdiept in een prentenboek. Nieuwsgierig staakt Imre zijn spel. Hè, ziet hij het goed? Leest zijn broer in zíjn boek? Hij grist het van Luca’s schoot. „Imre? Luca mag…” begin ik. „Néé. Dat is mijn boek,” bromt onze oudste zoon. Hij vist een kartonnen boekje van de vloer en smijt het op Luca’s schoot. „Deze mag jij.”
Tien minuten later staat de stad als een huis. Een felrode vlag markeert het hoogste punt. Een ridder te paard galoppeert om het bouwwerk. „Waarop gingen ze blazen, papa?” roept Imre. „O ja, de bazuin,” herinnert hij zich. „Dat doe jij,” draagt hij de ridder op.
Luca wordt nieuwsgierig. Hij klautert op de stoel naast het strijdtoneel. „Lucaaaa! Wég!” brult Imre. Ik ben te laat. Een rode, hardplastic opbergbak vliegt door de woonkamer. Luca duikt weg in zijn stoel.
„Nu is het afgelopen!” Streng kijk ik Imre aan. „Stop met gooien. Geen speelgoed, geen boeken en al helemaal niet met grote bakken.” Ik kijk om me heen en pak een groen gestippeld kussen van de bank. „Hier. Als je boos bent en ergens mee wilt gooien, pak je dit kussen. Dat mag je tegen deze deur gooien.” Ik doe het voor. Imre’s ogen stralen. „Nu ik.” Niet één, maar vijf keer ploft het kussen tegen de kamerdeur. Dan stort hij zich weer vol overgave op de sterke stad Jericho.
‘Kussen’ lijkt het sleutelwoord van de ochtend, de deur voldoet prima als lijdend voorwerp. Soldaten lopen zeven keer om Jericho en de stad valt. Imre juicht. Tevreden zit hij even later achter zijn bord met boterhammen. „Alle muren stortten in,” vertelt hij aan Luca. „Kijk, zo.” Een snelle beweging en Luca’s net gevulde beker ligt om. De diksap druipt van de tafel.
„En nu is het klaar!” Ik tik Imre boos op zijn vingers, zoek een vaatdoek en gooi de lege beker in de gootsteenbak. Verbouwereerd kijkt mijn zoon me aan. Dan glijdt hij van zijn stoel en rent ervandoor. Een groen kussen smakt op mijn hoofd. „Hier papa, die is voor jou.”
A. Boone