Vorige week was ik samen met de kinderen en mijn zus in het bos. We genoten van het prachtige lenteweer, de laagstaande zon die in banen tussen de kale bomen door viel. Ik duwde de kinderwagen en de meiden, in bodywarmer, buitelden voor ons uit. Hoewel ze die middag allebei al een vriendinnetje te spelen hadden gehad waren ze vol energie, als een stel jonge puppy's. Het zonlicht vroeg om foto's en het eigenwijze bekkie van onze oudste terwijl ze vol overgave poseerde deed me verzuchten: "wat wordt ze groot!"
Waar is de tijd gebleven dat ik háár duwde in de kinderwagen? Zes jaar en 't is net alsof het gisteren was. Natuurlijk, ze groeide, ze leerde lopen, ze kreeg een zusje, ze stelde moeilijke vragen, ze ging naar school. Toch verbaas ik me er elke dag over hoe groot ze al is. We zijn toch nog maar net begonnen? Is die eigenwijze rood-blonde dame die leest, vertelt, vraagt en verrast écht dezelfde als die baby van toen? Als ik haar 's avonds onder stop valt het me ineens in: deze tijd komt nooit meer terug. Haar babytijd, haar peutertijd, haar kleutertijd, allemaal al voorbij. We verheugen ons over haar ontwikkeling. We zijn trots op alles wat ze kan.
Maar waar was ik in de afgelopen jaren?
"Mama, wil je een boekje voorlezen?" "Straks schat, even iets afmaken".
"Mama, kom eens kijken wat ik heb gemaakt!" "Nu even niet, meisje, ik ben even bezig".
''Mama, wilt u even bij me liggen?" "Vanavond heb ik echt geen tijd!"
Ik heb als verpleegkundige op een hospice gewerkt en als mensen weten dat ze gaan sterven gaan ze vaak hun leven overdenken en laten ze je daarin heel dichtbij komen. Nooit heb ik daar iemand horen zeggen dat hij spijt had dat hij te veel tijd met zijn kinderen had doorgebracht. Het omgekeerde wél. "Had ik maar minder hard gewerkt", "was ik maar meer bij de kinderen geweest toen ze jong waren". Spijt.
Spijt.
Terwijl ik dat meiske onderstop, alle bedtijdrituelen uitgevoerd, haar geknuffeld en over haar bol geaaid heb, zie ik ineens in de verte het monster aankomen met de naam Spijt. Spijt dat die kleine kindertijd alweer voorbij is. Spijt van alles wat ik niet voor haar gedaan heb in die jaren. Ik ben nog maar net begonnen te leren hoe het werkt, dit moeder-ding. Bleef ze nu maar een poosje 6. Tot ik heb uitgevonden hoe ik het goed doe, dat moeder zijn. Zodat ik straks, als ze 20 is en het huis uit gaat, haar ruimte niet hoef op te vullen met Spijt. Spijt over verloren jaren. Spijt over wat had kunnen zijn.
Mijn eigen kindertijd in de jaren '80 en '90 voelt als een eindeloze, zorgeloze periode. Maar toen ik eenmaal 18 werd was het slechts 5 minuten tot mijn 28e. Natuurlijk, ik reisde, studeerde, werkte, trouwde, leerde moeilijke en mooie dingen. Afgezien van al die mijlpalen, hoogte- en dieptepunten, vlogen die 10 jaar voorbij, als een nachtwaak (Psalm 90:4). In die 10 jaar werd een dochter geboren, en nog een dochter en een zoon. En ze groeien, ze groeien maar.
Er is er Eén die Dezelfde blijft.
Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht had, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God (Psalm 90:2). Van Hem alleen is onze hulp te verwachten. Als we falen in het opvoeden. Als we tekortschieten in ons huwelijk. Als we zo vaak vergeten dankbaar te zijn. Als we zonde doen tegen een heilige God. Als we steeds weer onze eigen gang gaan, Hem vergeten. Als we niet goed genoeg zorg dragen voor onze kinderen, die grote geschenken die we van Hem kregen. Als we te druk zijn met onszelf en onze Belangrijke Bezigheden. Als Spijt naar ons grijnst vanuit verte.
Verzadig ons in den morgenstond met Uw goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen (Psalm 90:14).
Juichen! Al onze dagen verblijd zijn!
Lieve moeder, die net als ik bang is voor Spijt. Sta eens stil. Zak door je knieën. Kijk naar je kind. Kijk naar zijn haar, naar haar ogen, blauw, bruin of grijs. Kijk naar zijn vingers, zoals je naar zijn vingertjes keek toen hij net geboren was. Kijk naar haar voeten, zoals je je vertederde over haar teentjes toen ze nog maar net bij je was. Dit is hetzelfde kind. Ze groeide op in een oogwenk. En dat zal ze blijven doen.
Koester dit moment. Verblijd je. Dank voor dit kind. En draag je opgroeiende kinderen op aan de Heere, die altijd Dezelfde blijft. Wat er ook verandert, Hij verandert nooit. Eens sprak Hij: "Laat de kinderen tot mij komen en verhinder ze niet" (Lukas 18:16). Het waren vast moeders, die hun kind bij Hem brachten. Ze werden niet weg gestuurd, Hij riep hen tot Zich. Dat doet Hij nog. "Wendt u naar mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde" (Jesaja 45:22).
Door genade is er is verwachting voor ons en onze kinderen! Dan kan er juichen zijn.