De meeste schoolwerkjes verdwijnen na verloop van dagen, maanden of jaren in de papiercontainer. Zo niet een A3-vel gekleurd papier. Het is geen werkje waar het kind zelf uren op heeft geploeterd. Het is het werk van anderen.
Op het bewuste A3-vel zitten meer dan twintig witte briefjes geplakt. “Mooie spreekbeurt”, staat er op een. “Leuke kleren”, “behulpzaam” en “vriendelijk” vertellen andere. Op elk briefje staat onderaan ook de naam van een klasgenoot. Dit complimentenvel voelt als een schat en die koester je.
Ik stel me zo voor dat de leerkracht eerst een aantal voorbeelden gaf, want niet alle kinderen zullen even bekend zijn geweest met het fenomeen complimenten geven en ontvangen. Een beetje bewustwording hierin creëren kan geen kwaad. Op school niet en thuis, bij de mensen die je het meest na staan, nog minder.
Hoeveel onderscheidingen er wetenschappelijk gezien zijn op het gebied van complimenten, ik beperk me gemakshalve tot twee: complimenten die iets zeggen over wie je bent en die iets zeggen over wat je doet. Voor het eerste soort moet je je het meest in iemand verdiepen en daarmee is het de moeilijkste en minst gebruikte.
Hoe fijn het ook kan zijn om een compliment te geven, het blijft onvolmaakt. Ik kan zo bezig zijn met mezelf dat ik de ander niet (goed) zie. Omhoog kijken naar de Ander maakt dat ik scherper zie. Dan besef ik: als er Iemand al onze complimenten waard is, dan is dat de HEERE, onze God.
Veel kinderen danken Hem dagelijks voor veel dingen die God doet en vragen Hem om nog meer dingen. Dat is mooi en goed, maar als ouder wil ik m’n kind ook leren om God te loven voor Wie Hij is. “Uit de mond van jonge kinderen en van zuigelingen hebt U voor Uzelf lof tot stand gebracht”, zo spreekt Jezus David na.
Tekst: Margreet van den Berg - van Brenk