Pinksterverhaal - Vandaag in jouw huis

Dit zendingsverhaal gaat over Janos en Sandor, twee Roma broertjes die op de zondagsschool voor het eerst het evangelie horen. Het is goed te gebruiken als vrije vertelling bij de Pinksterfeest viering van de zondagsschool.

Ik moet vandaag in jouw huis zijn

In de schemering van de avond lopen twee jongens. Het huis, waar ze naar toe gaan, staat een eindje van de weg af. Ze doen hun best om niet gezien te worden. De kans daarop is trouwens niet groot, want het wordt al donker en de struiken langs het pad helpen ook. Hoe dichter ze bij het huis komen, hoe voorzichtiger ze worden. Voor zover ze hebben kunnen zien is er niemand thuis. Maar je kunt nooit weten.

"Stil joh!" Geschrokken snauwt Janos zijn broertje Sandor de waarschuwing toe. Sandor struikelde over iets dat rammelde. Het geluid zou hun nadering kunnen verraden en dat is nu net niet de bedoeling. Het is best een spannend avontuur. Zou er een hond zijn? Nu, die is er inderdaad. Ze horen het beest in de schuur tekeer gaan. Blijkbaar zit hij opgesloten. Ook stom! Gelukkig komt er niemand op het geluid af. Nu weten ze zeker dat er niemand is.
Ze kijken elkaar even aan: Zullen we? Wat kan het ze ook schelen. Als ze betrapt worden zullen ze wel zorgen om zich heel snel uit de voeten te maken. Het echte gevaar is er pas als ze binnen zijn. Dan is het lastiger om te vluchten.

Het is niet moeilijk voor de jongens om binnen te komen. Ze hebben wel vaker een raam opengebroken. Een plat stuk ijzer hebben ze meegenomen als hun breekijzer. Het hout kraakt even als ze het ijzer tussen het raam en het kozijn zetten en een beetje duwen. De ruit knapt maar het raam springt open.
Zoals ze hebben afgesproken blijft Sandor buiten op de uitkijk staan. Hij moet waarschuwen als er iemand komt. Janos klimt lenig door het raam. Het is moeilijk om binnen iets te zien, want het is al bijna donker. Maar hij weet waar meestal de spullen liggen. In een kastje bij het bed vindt hij inderdaad een paar kettingen en een horloge. Geld kan hij zo gauw niet vinden. Nu ja, dan niet. Volgende keer beter. Als hij al op de terugtocht naar het raam is ziet hij iets dat hem wel zint: een kleine radio. Die neemt hij mee! Snel stopt hij de radio in de plastic zak bij de andere spullen. Hup, naar buiten en wegwezen. De hele diefstal heeft niet langer dan enkele minuten geduurd.
Als Janos en Sandor weer op de weg lopen voelen ze zich veilig. Wie zoekt er nu iets achter twee jongens met een plastic zak? Bovendien is het ondertussen helemaal donker geworden. Gauw doorlopen, anders gaat het thuis mis.

Het huis waar de beide jongens wonen is eigenlijk geen huis. Het lijkt meer op een oud schuurtje. Er staan een paar van die bouwseltjes bij elkaar. Het is een zielig buurtje, vies en armoedig. De huisjes zijn gebouwd van van alles en nog wat. Wanden van wat stenen en planken. Het dak van alles wat maar water tegenhoudt: dakpannen, golfplaten, plastic. De mensen uit het dorp trekken hun neus op als ze erlangs lopen. Moet je zien wat een bende het is bij die Roma's, die zigeuners. Maar meestal lopen ze er helemaal niet langs, ze lopen er met een grote boog omheen. Ze zijn echt niet blij dat de zigeuners aan de rand van hun dorp zijn komen wonen.

Moeder is bezig om wat eten klaar te maken op een oud oliestel. Een doordringende lucht van gekookte kool hangt in het kamertje. De damp kan niet goed weg door een gat in het dak. Dat gat is zo klein mogelijk, want anders komt er te veel regen naar binnen.
Vader zit in zijn stoel te snurken. Gelukkig, deze keer geen ruzie. De fles met brandewijn staat nog voor hem op tafel. De kleinere kinderen rollebollen over de vloer van kale, aangestampte aarde.
Vroeger werkte hun vader iedere dag bij de boeren in de buurt. Nu werkt hij nog maar zelden. Er is niets voor hem te doen. Misschien willen de boeren ook liever geen zigeuner meer. Maar als je niet werkt dan wordt er ook geen geld verdiend. Af en toe een klusje is veel te weinig om van te kunnen leven. Moeder en de kinderen proberen met bedelen aan wat geld te komen. 't Is niet veel, soms bijna niets. Als ze de kans krijgen halen ze ook nog wel eens wat eetbaars van het land, soms zelfs uit de huizen. Stelen? Dat zal ze een zorg zijn. Je moet maar honger hebben!

"Zo zijn jullie daar weer eens", begroet moeder ze. Meteen ziet ze de zak. "Heb je wat meegebracht? Wat zit er in?" Ze gromt goedkeurend als ze de kettingen en het horloge ziet. Dat spul is gemakkelijk te verkopen in de stad. De radio maakt haar enthousiast. "Hé ouwe, kijk eens hier". Vader krijgt een por, zodat hij met een ruk overeind schiet. Hij weet even niet wat er gebeurt en gromt daarom maar wat. "Daar kun je nog wat van leren. Die jongens brengen tenminste wat mee. Jij weet niet beter te doen dan drinken, slapen en in de weg lopen!" Moeder is komt op gang en vader gaat er tegenin. Al weer ruzie. Gelukkig duurt het deze keer niet lang.
De radio wordt in een hoekje neergezet. Als ze weer eens elektriciteit hebben zullen ze proberen om er geluid uit te halen. Nu zitten ze zonder, want de draden waarmee ze stiekem stroom aftapten zijn weggehaald.
Het eten smaakt de jongens vanavond extra lekker. Honger hebben ze altijd wel, maar genoeg eten is er lang niet altijd.

Langs het donkere pad komen twee oude mensen. Gelukkig, ze zijn bijna thuis. Ze zijn niet gewend om van huis te zijn. Als ze binnenkomen zien ze meteen dat er iets mis is. Een open raam, modder op de vloer. De man loopt meteen naar de slaapkamer en ziet het open kastje. Scheldend komt hij terug. "Ja hoor, ze hebben hun slag geslagen." Zijn vrouw heeft ondertussen gezien dat de radio ook weg is. Gelukkig blijkt het geld, dat zo goed mogelijk verstopt is, er nog te liggen. Toch geeft het ze een ellendig gevoel. Er zijn vreemden binnen geweest, ze hebben hun eigendom meegenomen. "We zijn ook dom geweest om de hond op te sluiten", zegt de vrouw. "Moest hij dan soms weer achter de schapen aan?" vraagt de man. "Je weet dat hij niet te vertrouwen is als we weg zijn". Ja, dat is waar, maar opgesloten in de schuur helpt een waakhond niet veel.
Triest zitten ze even later bij elkaar. Niet dat er nu zo erg veel weg is. Het had erger gekund. Maar toch…. Dat horloge was nog van zijn vader geweest. Sinds die zigeuners hier in de buurt gekomen zijn, is het voortdurend ellende. Die lui deugen gewoon niet. Ze liegen en bedriegen of het gedrukt staat. Als ze maar even de kans krijgen stelen ze alles wat los en vast zit. Onbetrouwbaar volk! Moet je zien hoe ze er bij lopen. Kinderen zijn al jong op het verkeerde pad. De vrouw probeert haar man wat af te remmen. "Er zijn toch ook voorbeelden dat het wel goed kan gaan? Ze zijn niet allemaal zo." Ze heeft zelfs wel eens van rijke zigeuners gehoord. Maar haar man is voorlopig niet tot andere gedachten te brengen. "Het is allemaal tuig!"

In een kamer zitten wat mensen bij elkaar. In dit huis woont een oude mevrouw met haar dochter Agnes. Die dochter is dokter in het ziekenhuis. Ze zijn niet rijk, maar ze hebben het goed. Daar zijn ze de Heere God erg dankbaar voor. Veel hebben ze meegemaakt, ze hebben ervaren dat God zorgt in moeilijke tijden. "Juist als het moeilijk is moet je op God vertrouwen", zegt de moeder. Ze vinden het heel erg dat er zo veel mensen zijn, die God niet kennen. Die niets weten van de Bijbel, het Woord van God. Dat was vroeger anders. Ze hebben zich afgevraagd: Kunnen we iets doen, iets proberen, om dat te veranderen? Iets voor kinderen doen misschien? Welke kinderen dan? Daarover praten ze vanavond. Het zijn mensen, die veel van de Heere Jezus houden en die veel van de mensen houden. Daarom zijn ze bij elkaar. Ineens zegt iemand: "Wat denken jullie van die zigeuners?" Het is of er een bom valt. Ze schrikken er van. De zigeuners! Daar durven ze echt niet aan te beginnen. Die lui doen alles wat niet mag. Ze stelen en roven, ze zijn vaak te smerig om aan te raken. Bovendien is het een heel gesloten groep. Daar kom je als buitenstaander nooit tussen. "O, zegt dokter Agnes, "O, dus jullie denken dat God niet machtig genoeg is om zigeuners te veranderen?" Daar schrikken ze van. Nee, dat bedoelen ze niet. Ja, wat bedoelen ze dan? De oude moeder zegt iets waar ze allemaal stil van worden: "Jezus ging juist naar zondaren, juist die riep hij op tot bekering". Ze krijgen het er warm van en dat komt niet alleen door de grote betegelde kachel. Dat komt omdat ze voelen dat dit waar is. Na lang praten wordt besloten om een poging te wagen. Een zondagsschooltje voor zigeunerkinderen. Ze bidden samen om moed en wijsheid, want wat zien ze er tegenop.

Een heleboel vragen moeten worden worden beantwoord, voordat ze kunnen beginnen. Wie moeten dit werk gaan doen? En waar? En hoe moeten die kinderen worden uitgenodigd? Nog veel meer vragen zijn er. Dokter Agnes zegt tenslotte, dat zij het samen met haar vriendin Piroska wil proberen. Piroska is onderwijzeres op de school in het dorp. Die is dus gewend om met kinderen om te gaan. Niet ver bij de zigeuners vandaan staat een oud huis leeg. Dat mogen ze wel gebruiken van de eigenaar. Iemand kent een zigeuner, die misschien wel wil helpen om de kinderen uit te nodigen voor de zondagsschool.
Als de zondag aanbreekt dat de eerste keer de zondagsschool gehouden zal worden zijn de dokter en de schooljuf niet erg op hun gemak. Zullen er kinderen komen? Hoe zal het gaan?
Ze hebben samen gebeden en alles zo goed mogelijk voorbereid. De eerste keer komen drie kinderen. Buiten staan er wel dertig te schreeuwen. Het valt niet mee om er iets van te maken. Gelukkig houden een paar mensen buiten de kinderen een beetje rustig. Doodmoe komen de beide zondagsschooljuffen na afloop thuis. Het is ze niet meegevallen. "Doorzetten", zegt de moeder van Agnes. "Op God vertrouwen en volhouden".

Het aantal kinderen groeit heel langzaam. Heel langzaam verandert er ook iets. De vijandigheid wordt minder. De ouders gaan het toch een beetje fijn vinden dat er mensen zijn die iets voor hun kinderen doen. Dat er een plaats is, waar ze niet uitgescholden worden. De kinderen genieten van het samen zingen en muziek maken. Thuis vertellen ze over de zondagsschool en zo horen de vaders en moeders ook iets van die wonderlijke verhalen over Jezus, die zoveel van de mensen hield. Op de zondagsschool wordt ook verteld wat God van ons vraagt. Dat we niet mogen liegen, niet mogen stelen. De eerste keer moeten de kinderen er om lachen. Niet liegen en stelen, kom nou! Je moet toch een beetje handig zijn, anders kom je nergens, dan krijg je nooit iets te pakken. Stelen is voor hen geen misdaad, geen zonde. Stelen is een handigheid, die je moet leren. En nu wordt verteld dat je dat moet afleren? Het vraagt veel geduld van iedereen. Veel geduld om te vertellen, maar voor de kinderen ook om te luisteren. Dat zijn ze niet gewend en stilzitten kunnen ze ook niet. Toch gaan de veranderingen door. Er komen steeds meer kinderen, de zondagsschool moet uitbreiden. En wonder boven wonder: het aantal inbraken en diefstallen lijkt af te nemen!

Janos en Sandor zijn ook op de zondagsschool. Ze vinden het na een poosje best leuk. Het is weer eens iets anders. Lezen kunnen ze niet, want ze gaan niet naar school. Maar luisteren kunnen ze wel. Ze vinden de verhalen uit de Bijbel best mooi, maar soms wel erg vreemd. Zoiets gebeurt toch niet echt? Of toch wel als Jezus er mee te maken heeft….? Die Jezus kon trouwens vertellen! Over die verloren zoon, zoals de juf hem noemt. En over de Samaritaan, die hielp toch maar mooi terwijl de anderen doorliepen. "Wat zouden jullie gedaan hebben?" vraagt de juf. Ze geven maar geen antwoord, want ze weten best wat ze gedaan zouden hebben. Doorlopen natuurlijk. Zorgen dat je geen moeilijkheden krijgt. Toch blijft het een beetje in hun hoofd hangen.

Op een zondag vertelt juf Agnes een bijzonder verhaal. Het gaat over Zachéüs. Dat was een handige vent die aan veel geld wist te komen. Janos ziet het voor zijn ogen gebeuren. De mensen, de kleine Zachéüs die in een boom klimt. Jezus, die hem roept. En dan gebeurt het: "Zachéüs, Ik moet vandaag in jouw huis zijn." Zachéüs komt uit de boom, ze gaan met elkaar naar zijn huis. Of dat allemaal nog niet genoeg is zegt die Zachéüs ook nog dat hij alles terug zal geven waar hij niet eerlijk aangekomen is. Vierdubbel nog wel! Janos luistert met open mond. Als het verhaal uit is zucht hij ervan.
Nu heb ik een vraag voor jullie", zegt de juf. "Je moet er maar eens over nadenken, je hoeft mij geen antwoord te geven. Wat zou er gebeuren als de Heere Jezus je zou aankijken en zeggen dat Hij in ons huis wilde zijn? Nu, vandaag?
Even later gaan ze naar huis. Janos loopt over de vraag na te denken. Stel je voor, Jezus in hun huis. Jezus, die alles van je weet, die weet dat ze arm zijn en uitgescholden worden, maar die ook weet van zijn "handigheidjes", van het stelen. Jezus, die je aankijkt….Hij moet er niet aan denken. Maar vreemd genoeg blijft hij er juist wel aan denken.

Het is winter geworden en het vriest stevig. In de huizen van de zigeuners is het koud. Het is niet warm te krijgen, omdat de muren en het dak zo dun zijn. Overal zijn kieren en gaten en een goede kachel hebben ze ook niet. In een klein ijzeren gevalletje kan wat hout gestookt worden, maar dat is lang niet genoeg om het echt warm te krijgen. Na het eten koken heeft moeder het oliestel maar laten branden. Dat geeft ook nog wat warmte. Al gauw zijn de kinderen in hun bed gekropen. Allemaal bij elkaar, want ledikanten hebben ze niet en het is lekker warm. Moeder moet nog even weg om iemand te helpen. Dat kan best want de kinderen slapen al bijna. Vader is de hele dag weg geweest. Als hij thuiskomt struikelt hij zingend naar binnen en ploft in zijn stoel. De kinderen worden niet eens wakker van het lawaai. Alleen Janos denkt even: zeker weer teveel gedronken. Dan doezelt hij weer weg.
Wat niemand gemerkt heeft is dat vader het oliestel heeft omgeschopt toen hij struikelde. De brandende olie loopt over de vloer. Kleine vlammetjes groeien aan tot grote vlammen. Het duurt niet lang of het hele huisje staat in lichterlaaie. Vader is wakker geworden en is meteen nuchter genoeg om zijn kinderen naar buiten te brengen. Samen met de buren staan ze verbijsterd naar de vlammen te kijken. Als het spulletje krakend in elkaar zakt stuiven de vonken als vurige vliegen de donkere lucht in. Moeder is aan komen hollen. 't Is maar goed dat er mensen zijn die haar meenemen, want ze raakt helemaal overstuur bij het zien van de ramp.
Sandor kijkt om zich heen. Waar is zijn broer? Hij ziet Janos nergens. Janos lag toch ook in bed, helemaal achteraan tegen de muur? Waar is Janos? Niemand weet het Hij wordt bang. Ineens roept hij in paniek: "Janos is nog binnen!!" De chaos wordt groot. Iedereen roept door elkaar: er is nog een jongen binnen! Een man giet een emmer water over zich heen en stapt aan de achterkant de rokende puinhoop in. Daar staat nog een stukje muur. Misschien…. Hij vindt Janos meteen. De jongen zit vast onder een dik stuk hout, waarop een brok muur terecht is gekomen. Gelukkig is de man sterk genoeg om Janos te bevrijden. Met de jongen slap in zijn armen komt hij weer tevoorschijn.. Hier en daar beginnen zijn kleren al te branden. Dat beginnende vuur wordt snel gedoofd. Zijn gezicht is zwart en zijn handen zijn gewond Maar hij heeft hem! Meteen wordt de bewusteloze jongen in een auto gelegd en naar het ziekenhuis gebracht.

Janos ligt in een schoon bed. Alles is stil. Af en toe komt een zuster even kijken naar de jonge patiënt. Zijn wonden zijn behandeld. De gebroken arm is in het gips gezet. Maar Janos heeft een lelijke vergiftiging opgelopen door de rook, die hij ingeademd heeft. Hij is nog steeds niet helemaal goed wakker. In zijn hoofd ziet hij beelden van vlammen. Hij wil weg, maar hij kan niet weg. Hij kreunt. De zuster veegt voorzichtig het zweet van zijn voorhoofd. Zo'n jongen toch. Janos ziet vaag een witte gestalte. Loopt Jezus daar? denkt hij verward. Hij ziet twee ogen, die hem aankijken. Moet Jezus nu in zijn huis zijn? De zuster ziet dat de jongen aan het bijkomen is en gaat de dokter waarschuwen. Even later komt ze terug met dokter Agnes. De dokter kijkt en schrikt. Die jongen kent ze toch? Die zit toch bij haar op de zondagsschool?
Ja hoor, zie je wel. Op het ledikant staat zijn naam: Janos. Dus híj is die jongen, die uit dat brandende huis is gehaald.
Opnieuw beweegt Janos. Hij hoort stemmen, maar hij heeft geen idee waar hij is. Zachéüs blijft maar in zijn gedachten. Zonder dat hij er zelf iets van weet mompelt hij: "Zachéüs, huis". Als dokter Agnes dat hoort begrijpt ze meteen het verband. "Stil maar Janos, stil maar. Jezus weet wel waar je bent." Janos zakt weer weg.

Het duurt lang voor Janos weer naar huis mag. Op de zondagsschool wordt voor Janos gebeden. Eindelijk is het zover. Als Janos thuis komt uit het ziekenhuis is het feest. De hele buurt is uitgelopen om hem te begroeten. Vlaggen en slingers geven de armoedige buurt zelfs een vrolijk gezicht. Veel mensen brengen wat mee. Janos wordt verlegen van al die belangstelling en is blij als alles weer gewoon wordt. Gelukkig gaat het steeds beter met hem en eigenlijk is hij verrassend snel weer helemaal beter. Een paar littekens van brandwonden blijven over.
Ze wonen nu in een ander huis. Dat nieuwe huis is groter en beter. Iedereen vond het heel erg wat er gebeurd was en daarom hebben veel mensen geholpen om het gezin weer aan een huis te helpen. Die hulp kwam van de zigeuners, maar ook van de andere mensen in de buurt. Ze hebben samen geholpen.

Veel wordt anders in zijn leven. Ook thuis is het anders. 't Is gezelliger geworden in het zigeunergezin. De vader van Janos heeft best begrepen dat hij schuld had aan de brand. Moeder moet ook toegeven, dat het dom is geweest om een brandend oliestel op de vloer te laten staan. Ze willen echt proberen om het anders te gaan doen. Minder drinken, minder ruzie. Dat hebben ze ook tegen dokter Agnes gezegd, toen zij thuis kwam bij hen om over Janos te praten. Later is ze nog eens geweest, samen met Piroska, de schooljuffrouw. Ze hebben afgesproken dat Sandor en Janos naar school zullen komen. De dokter zal voor het schoolgeld zorgen.

Op school komen de twee jongens met wat extra hulp van juf Piroska al snel op gang. Ze blijken goed mee te kunnen. Stelen doen ze niet meer, dat willen ze niet meer. Op de zondagsschool luisteren ze nog beter dan vroeger, vooral Janos. Bij de brand, toen hij niet weg kon komen en het vuur zo dichtbij was en hij bedwelmd raakte door de rook, toen heeft hij een stem gehoord die tegen hem zei: "Janos, vandaag moet ik in jouw huis zijn." Natuurlijk begrijpt hij wel dat hij in de war was en niet meer helder kon denken. Maar toch … Jezus kan zelfs een brand gebruiken om in je huis, in je leven te komen. Of niet soms?



Opvoeden doe je samen!

Leer van elkaar door het onderlinge gesprek! Wij komen graag naar jullie voor toerusting op maat. Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag per mail aan Thera.

Neem contact op

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

Stuur je tip in

Pinksterverhaal

Meer

Zendingsverhaal - Bij oma op de mat

5 mei 2022
Een mooi zendingsverhaal om voor te lezen of voor kinderen om zelf te lezen.
+
Ontwikkeld door
BHZ

Stel je eigen inspiratielijst samen

Voeg met behulp van het plusje items toe aan je inspiratielijst. Al je favorieten in één lijstje overzichtelijk bij elkaar!