Pinksterverhaal - Pedro en de modderstroom

Dit zendingsverhaal gaat over Pedro, een jongen in Zuid-Amerika, die te maken krijgt met een modderstroom. Het is goed te gebruiken als vrije vertelling bij de Pinksterfeest viering van de zondagsschool.

Regen. Eindeloos regen. De kleine bergbeek stroomt en kolkt om maar zoveel mogelijk water af te voeren. Alles drupt en sopt, de hele wereld lijkt een grote natte spons. Onderaan een helling van het Andesgebergte in Peru staan een paar huisjes. Nietige dingetjes onderaan een grote bergwand. Buiten is alles doorweekt, binnen is alles klam en vochtig. Geen wonder, het houten huisje heeft geen verwarming of kachel. Er is alleen een plek waar op enkele stenen een vuurtje kan worden gestookt om eten te koken. Maar dat is ook al geen pretje. Het hout is te nat om goed te branden en de rook blijft hangen. De kieren tussen de planken helpen niet echt om de rook te laten wegtrekken.

Al enkele keren heeft vader bezorgd omhoog gekeken naar de kolossale berghelling. De toppen van de bergen zijn niet te zien in de nevel van vocht en regen. "Als het maar goed afloopt met al die regen," zegt hij tegen moeder. Als de grond op de berghelling gaat schuiven en naar beneden komt... De grond is door en door nat en natte grond is loodzwaar. Zo'n lawine van natte grond kan een vreselijke ramp worden. In zijn avondgebed vraagt hij ernstiger dan anders om Gods bescherming.

's Nachts hoort Pedro het geluid van de beek. Sjonge, wat gaat dat water hard naar beneden. Zou er echt een aardverschuiving komen? Pedro weet dat zoiets kan gebeuren. Hij heeft het wel eens gezien. Alles was op de weg terecht gekomen en weg was de weg! De auto's moesten dagen wachten tot de weg weer vrij was. Stel je voor dat zoiets op hun huis zou komen... Brr, hij moet er niet aan denken. Niet aan denken? Het kan toch gebeuren? Ja, dat blijkt, want 's nachts komt een flinke hoeveelheid grond naar beneden. Een schuurtje van de buren is er helemaal onder verdwenen. Pedro heeft niets gehoord, maar vader en moeder wel. Ze hoorden de dreun en voelden de grond trillen. En dit was dan nog maar een kleintje.

Gelukkig staat hun huis iets verder van de bergwand. Sop, sop... Achter elkaar lopen ze aan de kant van de weg. Die weg is nu ook niet meer dan een modderpad. Nog steeds regent het, niet hard, maar wel steeds maar door. Sop, sop... De poncho van Pedro is na een poosje doorweekt. Als ze bij de kerk komen, is hij nat tot op zijn vel. Maar dat droogt wel. Ze zijn allemaal blij dat ze er zijn. Met dit weer zijn er maar weinig mensen in de kerk. Veel mensen hebben maar één stel kleren en als dan alles nat is... Voor je het weet heb je kou gevat of word je ziek. Een dokter is er niet, medicijnen moeten ver weg worden gehaald en kosten veel geld. Voorzichtig zijn dus maar.

Ouderling Victor leidt de kerkdienst. Hij heeft dezelfde zorgen als iedereen en beseft het gevaar heel goed. Als hij bidt brengt hij alle angst en zorgen bij de Heere. God de Heere is toch de Almachtige? Alleen Hij kan beschermen. Ze lezen Psalm 116: "Ik heb lief, want de Heere hoort mijn stem..." De woorden van de preek komen niet alleen maar uit de mond van de ouderling, ze komen uit zijn hart. Na de dienst is er de zondagsschool. Vader en moeder gaan naar de zondagsschool voor de grote mensen. Pedro en Juanita gaan naar de kinderzondagsschool. Er zijn weinig kinderen, maar toch vinden ze het fijn om even bij elkaar te zijn, om samen te zingen, te luisteren.

"Als jullie misschien weg willen of weg moeten, kom dan naar ons. Ons huis staat op een veilige plek en het is groot genoeg." Ouderling Victor zegt het met nadruk. Ook hij is niet gerust. "Blijf niet te lang in je huis. Het staat op een gevaarlijke plaats, daar onderaan de helling. Wees voorzichtig." Vader bedankt de man hartelijk. Het is goed bedoeld, maar ze hopen dat het niet nodig zal zijn.

Zodra ze thuis zijn, gaat vader meteen de helling op. Pedro wil ook mee, maar vader stuurt hem terug. "Dat kan nu niet jongen, het is veel te gevaarlijk." Zelf wil hij gaan kijken hoe de toestand wat meer naar boven is. Met moeite klimt hij glibberend het smalle pad op. Wel een uur duurt het voordat hij hoog genoeg is. Boven schrikt hij van het water in de beek. Hij ziet dat veel water wegloopt langs de helling, omdat er ook grote stukken grond in de beek zijn
gekomen. Meteen beseft hij: dit gaat fout! Het is alsof de bergwand op dit moment gewacht heeft en tot leven komt. Grond is modder geworden, bomen verliezen hun houvast en slaan tegen de grond. Een golf van modder beweegt zich steeds sneller en sneller naar beneden. Verstijfd van schrik kijkt Pedro's vader toe.

Steeds meer modder, steeds sneller gaat de stroom. Planten, bomen, stenen worden meegevoerd. Ineens staat hij in de modder. Een groot stuk hout duwt hem om en voordat hij iets kan doen wordt hij meegenomen in het tumult van de aardverschuiving. Tijd om te denken heeft hij niet, hij vecht voor zijn leven. Dan wordt hij tegen een boom gesmakt. De hevige pijn voelt hij maar even. Wanhopig wringt hij zich omhoog tussen de takken. Zal die boom blijven staan, zullen de takken zijn gewicht kunnen dragen, zal hij niet meegesleurd worden? In een flits schieten een paar woorden uit Psalm 116 door hem heen: "De Heere hoort mijn stem, Hij neigt Zijn oor tot mij..."

Beneden staat Pedro zijn vader na te kijken. Al gauw ziet hij hem niet meer. Zijn moeder en Juanita komen bij hem staan. Plots kijken ze elkaar aan. Wat was dat? Vreemde, dreigende geluiden... Hout dat breekt, water, enorm veel water... Dan: Kijk, daar! Ze zien bomen omvallen en een grijze moddermassa stort naar beneden. "Lopen," schreeuwt moeder hem toe. "Lopen!" Ze rukt Juanita mee, Pedro volgt. Ze rennen weg. Het is alsof de angst hen vleugels geeft. Waarheen rennen ze? Dat weten ze zelf niet in hun paniek. Wie wijst moeder dat plekje, waar ze misschien veilig zullen zijn? Niet naar beneden, maar naar opzij rennen ze. Naar een gigantisch, kaal rotsblok, dat altijd al in de weg heeft gelegen. Ze helpen elkaar er tegenop. Wat ze anders nooit zouden kunnen, dat kunnen ze nu wel. Hun ogen zijn groot van angst en schrik. Hijgend zien ze hoe de verwoesting om hen heen plaatsvindt. Het is net of ze er zelf niet bij zijn, of het niet echt is.

Denken kunnen ze niet meer. Kleumend slaan ze de armen om elkaar heen. Waar is vader? De modderstroom davert naar beneden. De houten huizen worden weggeduwd als speelgoed. Bomen en stenen schuren en beuken alles plat wat nog overeind staat. Mensen en dieren komen om in dit gruwelijke geweld.

Hoewel het uren lijkt te duren, komt de bergwand eigenlijk al na korte tijd weer tot rust. Voor hoe lang? Wie zal het zeggen. De gevolgen zijn vreselijk. Een geul is uitgeslepen in de helling, precies over de plaats waar het groepje huisjes gestaan heeft. Angstig komen de mensen uit de buurt tevoorschijn. Wat is er in vredesnaam gebeurd? Verbijsterd zien ze de verwoesting. Waar zijn de huizen gebleven? Weg... Plotseling komt de angstige vraag: waar zijn de mensen gebleven? Ook weg? Ze moeten gaan zoeken. Maar waar? En hoe? Hun ogen speuren de omgeving af, wat kunnen ze doen?

Iemand wijst... Waar? Daar! Op die grote rots daar! Zien ze het goed? Het lijkt wel of er mensen op zitten. Kunnen ze er bij komen? Hier vandaan niet. Van de andere kant misschien. Met grote moeite lukt het. Een hele poos later worden moeder, Juanita en Pedro voorzichtig van de rots gehaald. "Wat is er gebeurd?" vragen de mensen. Maar ze zeggen niets, ze kunnen niets zeggen. De schrik is te groot geweest. Alleen moeder zegt nog: "Mijn man..." Dan valt ze flauw. Behulpzame handen dragen het drietal weg.

En vader? Als een aangespoeld stuk hout hangt hij in de boom. De modder bereikte hem net niet. Wonder boven wonder is de boom niet omver gegaan. De man is bewusteloos. Hij heeft een grote wond aan zijn hoofd en zijn lichaam is gekneusd. Heel langzaam komt hij af en toe even bij. Dan voelt hij pijn en dorst. Hij kreunt even. Niemand hoort hem. Niemand? Heel even hoort hij de stem van ouderling Victor: "De Heere hoort mijn stem, mijn smekingen..."

Weer wordt alles zwart, waardoor hij geen pijn of dorst meer voelt. Zo gaan de uren voorbij. Na een dag gaat een ploeg mensen aan het zoeken naar overlevenden. Ze vinden slechts twee mensen terug en die twee leven niet meer. Twee van de tien, die vermist worden.

Zullen ze verder zoeken? Ze lopen mee met het spoor van de aardverschuiving en ze beseffen: die acht vinden we nooit meer terug. Een metersdikke laag aarde en modder bedekt alles wat is meegevoerd naar beneden. De natuur heeft de slachtoffers begraven... Om naar boven te gaan om te gaan zoeken, daaraan denkt niemand. Pedro heeft geslapen. Als hij wakker wordt, weet hij niet waar hij is. Maar hij is droog en warm. Door een raampje ziet hij dat de zon schijnt.

Meteen weet hij alles weer. Met een ruk schiet hij overeind. Waar is zijn vader? "Rustig maar, rustig maar," zegt een bekende stem. Het is Victor, die eens bij zijn gast komt kijken. "Je moeder en je zusje zijn ook hier," zegt hij. "Maar waar is vader?" vraagt Pedro met tranen in zijn stem. "Dat weten we niet," zegt Victor heel eerlijk. Hij vindt het zo moeilijk om te zeggen dat Pedro's vader naar alle waarschijnlijkheid niet meer leeft. Dat durft hij nog niet. Die jongen heeft al zo veel meegemaakt.

"Vader ging boven kijken," herinnert Pedro zich. "Hij wilde bij de beek gaan zien of het gevaarlijk werd." "Wat zeg je daar?" vraagt Victor ineens gespannen. "Ging je vader naar boven, de helling op?" "Ja," knikt Pedro. Haastig loopt Victor weg. Nog nooit heeft hij zo hard gelopen. Bij de plaats van de ramp staan nog steeds mensen te kijken. Hijgend komt Victor bij hen aan. Zo snel mogelijk legt hij uit wat hij heeft gehoord. "We moeten de helling op om daar ook te zoeken. Ja, het zal wel niets opleveren, maar je kunt nooit weten. Er is een kleine kans.

Met z'n vieren gaan ze de helling op. Ze worden erg moe, want het gaat heel moeilijk. Toch zetten ze door. Het moet! Een diep spoor loopt als een reusachtige glijbaan de helling af. Een heel eind naar boven staat aan de rand een eenzame boom. Ze zien al van een afstand dat er iets in de boom hangt... Zeker een stuk van een andere boom. "Het is een dier," roept iemand. Ze kijken scherper... Het zal toch niet... Ja, toch: het is een mens! Zo vinden ze de vader van Pedro. Met veel moeite halen ze de bewusteloze man uit de boom. De afdaling duurt lang, maar ze redden het. Voorzichtig leggen ze hem in de laadbak van een auto op een paar dekens. Zo wordt hij naar het huis van ouderling Victor gebracht.

Pedro zit voor het huis. Hij heeft nergens zin in. Alle gedachten en herinneringen maken dat hij zich zo vreemd voelt, zo anders. Moeder zegt ook niet veel, soms huilt ze. Zijn zusje is nog te klein om alles te beseffen. Hij hoort het geluid van een auto in de verte. Die auto rijdt niet hard, want het geluid komt maar heel langzaam dichterbij. Zeker weer te veel geladen, zoals gewoonlijk. Daar komt de auto. Er lopen mensen naast. Ze roepen en zwaaien heel opgewonden. Wat is er toch aan de hand? Hij hoort hun stemmen, maar hij kan nog niet verstaan wat ze roepen. Dan hoort hij ineens "je vader". Ze roepen nog veel meer, maar hij hoort alleen maar "je vader". Wild springt hij op, moeder stormt hem al voorbij. Sterke mannenarmen vangen hen op. "Kalm maar, hij leeft nog."

Maanden later wonen ze in een nieuw huis. Alle mensen hebben meegeholpen om het te bouwen en om voor wat spulletjes te zorgen. Dat nieuwe huis staat op een andere plaats, waar het niet zo gevaarlijk is. Ze zijn bang, dat er nog wel eens zo iets kan gebeuren. "Op die hellingen zijn veel te veel bomen gekapt omdat de mensen daar akkers willen aanleggen. Nu zijn er geen wortels meer, die de grond vasthouden," zegt vader. Vader en Pedro gaan samen nog eens naar de plaats waar hun vorige huis heeft gestaan. Er is niets meer. De families van de mensen die zijn omgekomen hebben een kruis neergezet met een bordje, waarop de zeven namen staan. Zo staan er veel kruisen in Peru, want er gebeuren veel ongelukken.

Pedro kijkt nog eens goed rond. Alles wat gebeurde lijkt iets uit een bange droom, iets onwerkelijks nu de zon weer vrolijk schijnt en alles er heel anders uitziet. Hij kijkt eens naar zijn vader. Die is weer gezond en sterk. Alles is weer goed gekomen. Ja, bij hen wel. Maar bij die andere mensen niet...

Ze lopen verder en na een poosje komen ze bij de begraafplaats van het dorp. Op de meeste graven staat een houten kruis. Vaak is er een stuk blik als een dakje op het kruisje gezet. Dat is om het hout wat te beschermen, zodat het langer goed blijft. Roestig blik, scheef gezakte kruisjes... Het stelt niet veel voor. Hier zijn ook die twee mensen begraven, die ze hebben gevonden. Die andere zeven zijn niet meer teruggevonden. En de tiende... die tiende is zijn vader, die hier naast hem staat.

Vader wijst hem op een groot, stenen graf. "Daar is zendeling Van Donkersgoed uit Nederland begraven. Die kwam hier om ons de blijde boodschap van de Heere Jezus te brengen. Zie je wat er op het graf staat?" Pedro leest de woorden op het witte graf: "Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren." Helemaal begrijpen wat dat betekent kan Pedro nog niet. Toch dringt er wel iets tot hem door. Zijn wij van God? denkt hij. Dan zal God ook voor ons zorgen. Vast en zeker!



Opvoeden doe je samen!

Leer van elkaar door het onderlinge gesprek! Wij komen graag naar jullie voor toerusting op maat. Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag per mail aan Thera.

Neem contact op

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

Stuur je tip in

Pinksterverhaal

Meer

Zendingsverhaal - Bij oma op de mat

5 mei 2022
Een mooi zendingsverhaal om voor te lezen of voor kinderen om zelf te lezen.
+
Ontwikkeld door
BHZ

Stel je eigen inspiratielijst samen

Voeg met behulp van het plusje items toe aan je inspiratielijst. Al je favorieten in één lijstje overzichtelijk bij elkaar!