Begeren is zonde in je hart. Je wilt meer dan je van God gekregen hebt en daarvoor moet alles wijken.
Als je wilt hebben wat een ander heeft…
Vandaag is Jente jarig. Van haar ouders krijgt ze een nieuwe fiets. Met een fietskrat voorop. Glimmend staat de fiets tegen de schuur. Jente bewondert de kleur, de versnellingen en het geluid van de bel. “Ik ben hier zo blij mee, mam!” Haar zusje Lydia staat erbij te kijken. Wat zou ze graag zo’n mooie fiets hebben. Zij krijgt de oude fiets van Jente. Ze vindt het niet eerlijk. Als ze naar binnen lopen, stoot ze heel even tegen de fiets aan. Het stuur zwaait om en de fiets glijdt onderuit. “Kijk nou wat je doet!” roept Jente boos. Verdrietig kijkt ze naar de krassen op het stuur. Lydia haalt haar schouders op. “Die fiets kan toch niet nieuw blijven hoor. Had ‘ie maar op de standaard moeten staan.”
Willen hebben wat een ander heeft, noemt de Bijbel begeren. Je bent niet tevreden met wat je hebt of wie je bent en het maakt je jaloers. In de Bijbel lees je over koning Saul. In het begin van zijn koningschap lijkt het erop dat Saul de Heere wil dienen. Maar al snel wordt duidelijk dat hij ongehoorzaam is aan Gods opdrachten. Samuël vertelt dat God hem als koning verwerpt. De Geest van God is niet langer bij Saul en een boze geest maakt hem onrustig en bang. Ze zoeken iemand die muziek kan maken, zodat de koning rustig wordt. Zo komt David, de herdersjongen, aan het hof van koning Saul met zijn harp. Saul is blij met David. Zijn muziek maakt hem rustig en de angst verdwijnt. Saul weet niet dat David gezalfd is tot nieuwe koning over Israël.
Als David de reus Goliath verslagen heeft, maakt Saul hem tot aanvoerder van zijn soldaten. Regelmatig strijdt David tegen de Filistijnen, de vijanden van het volk Israël. Op een dag komt hij terug van een veldslag. Het volk bejubelt hem. De vrouwen huppelen met tamboerijnen en zingen een overwinningslied: “Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden!” Als Saul het hoort, is hij woedend. Terwijl de stad feest viert, zit hij somber en jaloers in zijn paleis. “Ze zeggen dat Davids overwinning groter is dan die van mij!” Opeens weet hij het zeker: David wordt de nieuwe koning in zijn plaats. Vanaf dat moment haat hij David als zijn grootste vijand.
De volgende dag keert de boze geest terug in Saul. David komt de paleiszaal binnen om met zijn harpmuziek rust te brengen. Deze keer helpt de muziek niet. De koning grijpt zijn speer en werpt die naar het hoofd van David. De speer suist langs Davids hoofd en blijft steken in de wand. David is door een wonder gered, maar moet vluchten voor zijn leven. Koning Saul blijft achter met zijn haat, jaloezie en angst.
Jaloers zijn op een ander maakt je ongelukkig. Het neemt alle blijdschap en tevredenheid uit je leven weg. De Bijbel noemt jaloezie zonde. Het maakt scheiding tussen jou en God. God wil de jaloezie en begeerte in jouw leven vergeven, om Jezus’ wil. Als de Heilige Geest in je hart woont, komt er verlangen naar het goede voor in de plaats. Dan wil je graag doen wat God wil. En dan ben je tevreden met wat je hebt of krijgt, ook al is het een tweedehands fiets.