Een belofte is iets wat je belooft. Gods belofte is een toezegging van Hem om iets te geven om Jezus’ wil.
God doet wat Hij belooft
Mijn naam is Juda. Hiernaast zie je mijn vader Amos en mijn moeder Hadassa, mijn broertje Sam en mijn zusje Lea. Ik ben tien jaar en ik woon mijn hele leven al in Thessalonica, in Griekenland. Toch voelen wij ons geen Grieken. Wij zijn joods. Mijn vader zegt: “Juda, jij bent een zoon van vader Abraham!”
Mijn vader vertelt elke dag verhalen over de geschiedenis van mijn volk. Die staan in een brief. De brief aan de Hebreeën. Ja, dat zijn wij! Hebreeën is een ander woord voor Joden of Israëlieten. In de brief staat dat de HEERE doet wat Hij belooft!
“Lang geleden beloofde God de Israëlieten te bevrijden uit Egypte,” vertelt papa. Ik zie het voor me: families zoals die van ons, stonden voor de Rode Zee met het leger van Farao achter zich. Toen maakte God een pad door het water. Ze kwamen veilig aan de overkant. Daarna liet de HEERE de watermuren weer omvallen. De Egyptenaren verdronken. Daarom weet ik dat de Allerhoogste altijd doet wat Hij belooft.
Tijdens de lange reis door de woestijn kregen ze een wolkkolom die de weg wees en een vuurkolom die hen ’s nachts licht gaf. En weet je? Hun kleren en hun schoenen versleten nooit! Bij de berg Sinaï gaf God de Tien Geboden. Als de Israëlieten daarnaar leefden, kregen ze hun eigen vruchtbare land Kanaän om er in vrede te wonen. De HEERE beschermde Zijn volk tegen de honger en dorst. Maar ook tegen vijanden zoals de Amalekieten. Steeds dichter kwamen ze bij het beloofde land, dat vloeide van melk en honing. Met druiventrossen die ze met z’n tweeën moesten tillen, zo zwaar!
Jeruzalem is verwoest door de Romeinen, daarom woon ik nu in Griekenland. Mijn vader zegt dat ik ook hier mag en moet vertrouwen op wat God belooft.
“Toen ons volk in de woestijn aan Gods belofte twijfelde, kwamen er vurige slangen. Veel mensen werden gebeten en stierven.” Ik ken dat verhaal. Mozes moest een slang van koper maken en die hoog op een stok omhoogsteken. Wie daarnaar keek, werd genezen. Dat was een les om op de beloften van de HEERE te vertrouwen. Mijn vader weet veel. “Bij die koperen slang mag je denken aan de Heere Jezus, Die aan het kruis hing. Wij geloven dat Hij de Messias is, Juda!”
De rust in het beloofde land was nog niet de échte rust. “Die komt nog,” leest papa voor uit de brief aan de Hebreeën. “Wie in Jezus Christus als de vervulling van Gods belofte gelooft, mag in de hemel echt van die rust genieten.”
Door de Heere Jezus laat God ons zien dat we Zijn beloften kunnen vertrouwen. Dat lees ik in de woorden die Hij Zelf aan ons geeft. “Geloof jij dat ook, Lea?” vraag ik aan mijn zusje. “Ja,” zegt ze. “Ik bid elke dag of de Heilige Geest mij leert geloven wat God heeft beloofd!” “Ik ook”, roept Sam.