Er zijn geen belangrijker mensen voor ons dan onze ouders. Het spijt me voor alle echtgenoten en kinderen. Onze ouders hebben ons het leven geschonken en ons voor altijd gevormd. Weliswaar wordt hun directe invloed op ons leven steeds kleiner, maar bijna ieder mens wil een blijvend goede relatie met hen hebben.
Ik geef een illustratie, die wellicht sommigen herkennen. Een mevrouw had jong haar vader verloren en ze had een slechte relatie met hem gehad. Daarover had ze altijd een beetje een schuldgevoel. Ze had nu een eigen winkeltje en ze was daar gelukkig mee. Ze zei erbij: ‘ik vind het zo fijn, omdat ik weet dat mijn vader nu trots op mij zou zijn!’ Die vrouw was al in de vijftig. Er zit in ons blijkbaar een blijvend verlangen naar goedkeuring door onze ouders. Als we die niet krijgen, lijden we daaronder, of we worden boos. Als we onze ouders al niet meer hebben, bekijken we op sommige momenten nog steeds het leven vanuit hun positie (soms vanuit hun afkeuring en dat doet dan pijn, soms vanuit hun denkbeeldige goedkeuring en die maakt blij).
In de Bijbel lezen we van de aartsvaders die een zegen meegeven aan de kinderen. Wat Izaäk en Jacob zeggen, laat ik rusten. Ik pak nu alleen de gedachte eraan op. Zegenen is in het Hebreeuws een woord voor ‘groot maken’, zoals vloeken een woord is voor ‘klein maken’. Het is weldadig als oude ouders hun zegen kunnen meegeven aan hun kinderen. Het is helemaal mooi als dat ook nog een zegen is waarin God genoemd wordt. Ouders maken hun kinderen groot. Ze zien in hen de nieuwe generatie die de fakkel overneemt en schenken hun hun vertrouwen. Weet u trouwens dat orthodox-joodse vaders elke sabbat hun kinderen, één voor één zegenen? Eigenlijk wil ieder kind door zijn ouders gezegend worden en later zo aan zijn ouders terugdenken. ‘Jongen, mijn zegen heb je. Er is genoeg misgegaan, maar ik zie: je doet het goed in het leven. Ik ben trots op je. Ga met God, als ik er niet meer ben!’ ‘Meisje, vroeger was ik jouw voorbeeld, nu ben jij mijn voorbeeld. Wat ben je een fijne dochter voor me. Ik zie dat je ook een goede echtgenote en moeder bent. Ik ben zo blij met jou. God zij met je, als ik er niet meer ben.’
Dan komt nu de pijn. Dit zijn stuk voor stuk moeilijke situaties, waaraan soms niets meer te doen is:
- Sommige kinderen hebben hun ouders nooit goed gekend omdat die jong gestorven zijn. Sommige kinderen komen uit gebroken gezinnen waardoor ze van hun ouders vervreemd zijn. Onderschat niet welk onbewust verlangen naar de ouders kan blijven leven, al is het alleen maar in de pijn over het gemis van goed contact.
- Sommige kinderen doen het goed, maar hun ouders zien het niet. De ouders geven een grauw en een snauw in plaats van een zegen. Zo houden of maken ze hun kinderen klein. Die ouders hebben misschien nooit geaccepteerd dat hun kinderen eigen wegen gingen.
- Sommige ouders zouden hun kinderen wel willen zegenen, maar de kinderen hebben zich van hen losgemaakt. Ze kunnen onmogelijk zeggen: wat ben je een goede zoon of fijne dochter.
Verreweg de meeste situaties tussen ouders en kinderen zijn echter redelijk goed en toch voelen kinderen zich niet gezegend door hun ouders. Dat heeft dan soms met gebrek aan communicatie te maken. Een oudere mevrouw zegt tegen haar buurvrouw: ik heb zo’n geweldige dochter. Ze zegt het alleen nooit tegen de dochter zelf. En die dochter vraagt er uiteraard ook niet om. Je doet niet zo sentimenteel met je bejaarde moeder. En toch knaagt er iets. Ieder kind, hoe oud ook, wil immers erkenning van zijn ouders horen.
In de Bijbel staat: Wees een zegen. Ik vul aan: deel de zegen ook uit. Het is een mooie erfenis om uw kinderen na te laten, belangrijker dan geld en goed.