En dan ineens is je lieve kleine baby’tje een boos jongetje dat tegen je staat te schreeuwen omdat de dingen niet gaan zoals híj wil. Of staat je meisje met haar armpjes over elkaar tegenover je en wil ze niet vastgehouden worden. Wat is er gebeurd?
Voor ouders kan het wel even schakelen zijn als hun baby peuter wordt. Je baby was helemaal afhankelijk van jou en jij kon beslissen wat hij aanhad en waar hij was. Maar als je kind peuter is geworden, gaat hij ineens zelf ook wat willen. En de meeste peuters laten dat duidelijk merken ook. Daar hoeven ze nog niet eens voor te kunnen praten.
Dat peuters steeds meer wíllen, komt doordat ze steeds meer kunnen. De nieuwe dingen die ze leren, doen ze het liefst de hele dag, zoals de trap opklimmen, de deur opendoen, (weg)rennen of nee-zeggen.
Dat vraagt van ouders nieuwe vaardigheden. Bij een baby moest je veel verzorgen en steeds proberen uit te vinden wat er aan de hand was als je baby huilde. Bij een peuter ben je soms ineens ‘discussies’ aan het voeren: ‘pak je schoenen maar’ ‘nee, laarze’. Je moet (veel) geduld hebben als je peuter zelf z’n jas aan wil doen. Je moet bedenken welke dingen je peuter zelf mag kiezen en welke niet. En –zeker niet de makkelijkste- je moet dealen met de boosheid van je peuter als de dingen niet gaan zoals hij wil.
Als je peuter zo duidelijk tegen jou ingaat, kun je zomaar vergeten hoe klein en kwetsbaar hij eigenlijk nog is. In wezen heeft hij nog precies hetzelfde nodig als een baby: ouders die hem koesteren, die laten merken hoe blij ze met hem zijn, die proberen te begrijpen wat hij nodig heeft, die niet heftig en abrupt reageren, maar wel doen wat ze zeggen. Al deze dingen helpen een peuter om zich veilig te voelen bij zijn ouders, om hen te vertrouwen.
Het bijzondere is dat al deze dingen uit de ‘gewone’ opvoeding van je peuter, het fundament zijn onder de geloofsopvoeding. Dan kom je op een diepere laag dan gezinsmomenten en peuterbijbels. Vanuit het vertrouwen in zijn ouders, kan een kind leren dat God ook te vertrouwen is. Dat Hij doet wat Hij zegt. Dat het veilig is om naar Hem toe te gaan met je verdriet, met je blijdschap en ook -juist!- als je stout geweest bent.
Het gaat er niet om dat je als ouders zo het (geloofs)vertrouwen aan je kinderen kunt ‘aanleren’. Of dat God je een veilig gevoel moet geven. Maar het gaat er wel om dat je peuter het diepe besef krijgt dat God betrouwbaar is. De Heilige Geest schakelt ouders in om dit vertrouwen in hun peuter te wekken – gewoon in het leven en de opvoeding van elke dag.
In ons boek ‘Je peuter begrijpen – serie christelijke opvoeding deel 3’ vertellen we meer over de dagelijkse opvoeding van peuters en het belang daarvan voor de geloofsopvoeding.