De meeste ouders zeggen dat hun kinderen altijd met hun problemen bij hen terecht kunnen. In de praktijk is dat voor een deel van de ouders een belijdenis met de mond. Vraag het maar aan de kinderen. Die constateren in nogal wat gezinnen dat hun ouders weinig tijd en aandacht voor hen hebben, ook al krijgen ze verder alles wat hun hartje begeert. Ouders zijn gewoon te druk of ze kleineren de problemen van de kinderen. Helaas kan een vader of moeder niet blijven volstaan met de kindertroost: 'Zóóó, niet huilen, kusje erop, óóóver!' Een klein deel van alle pubers heeft ernstige problemen, die niet zonder hulp overgaan. Een kwart van de jongelui heeft minder ernstige problemen, waarbij ze best hulp kunnen gebruiken al is dat niet altijd nodig.
Er zijn gelukkig veel ouders die wel met hun kinderen proberen te praten als ze vermoeden dat die het moeilijk hebben. Goede momenten daarvoor zijn: onder de afwas (als die er nog is!), voor het slapen gaan, in de auto. Dan doet zich echter iets voor wat veel ouders merkwaardig vinden. Veel kinderen willen, als puntje bij paaltje komt, niet praten met ouders over hun moeilijkheden. Soms komen ouders via anderen erachter dat hun zoon of dochter jarenlang met een ernstig probleem heeft rondgelopen. Hun reactie is dan automatisch: 'Kind, waarom heb je dit niet eerder verteld, dan hadden wij jou al vijf jaar geleden kunnen helpen.' Soms worden ouders boos dat hun kind zwijgt of gezwegen heeft. Ze voelen zich door hun kind afgewezen in hun ouderschap. Die boosheid duurt meestal kort, om plaats te maken voor verdriet. Hoe is het toch mogelijk dat je je eigen kind niet kunt bereiken, laat staan helpen!
Toch is het niet zo vreemd als het lijkt, wanneer kinderen niet met hun eigen ouders praten over hun problemen. Waarom weigert een deel van de kinderen te praten met ouders? Ik noem een paar dingen.
- In alle mensen zit het idee dat je beter kunt praten met een vreemde dan met familie. Dat is terecht. Een vreemde heeft meer afstand tot jou en kan je problemen beter beoordelen en begeleiden. In een gesprek met 'eigen' komen er veel onnodige emoties los die de moeilijkheden soms alleen maar verergeren. Daarbij komt nog iets. Als je praat met een familielid, is de aanwezigheid van dat familielid een levenslange herinnering aan je problemen. Hij of zij weet immers wat jij beleefd of misdaan hebt. Een vreemde hulpverlener verdwijnt weer uit je leven als je problemen zijn opgelost of verwerkt. Je probleemgeschiedenis is daardoor emotioneel beter afgesloten. Onbewust voelen veel jongeren dit aan.
- Een gevoelig kind heeft altijd een argument om tegenover zijn ouders te zwijgen. Als het goed gaat met de ouders, zegt het kind: 'Ik kan het mijn ouders niet aandoen om hun geluk te verstoren met mijn moeilijkheden.' Als de ouders al zorgen of verdriet hebben, zegt het kind: 'Ik kan het mijn ouders niet aandoen ze nog meer verdriet te bezorgen met mijn problemen.' Een kind tilt zwaar aan deze argumenten.
- Sommige kinderen durven hun ouders (of iemand anders) niet in te schakelen bij hun problemen uit angst dat ze daarna afgewezen worden. Meestal is deze angst niet terecht, maar veel kinderen hebben er toch last van. Je ouders kunnen verdrietig, boos of teleurgesteld reageren. Er kan straf volgen. Als je een geliefd kind bent, durf je je ouders niet snel te vertellen dat er bijvoorbeeld iets mis is met je seksuele ontwikkeling. Je positie in het gezin gaat dan aan diggelen.
- Tenslotte maak ik melding van schaamte. Veel kinderen schamen zich voor hun moeilijkheden. Stoere jongens hebben dit het ergst. Ze durven er gewoon niet mee voor de dag te komen. Ze kruipen liever in hun schulp. Ze schamen zich voor iedereen, met name voor de familie. Meestal hebben ze het idee dat ze hun problemen wel kunnen overwinnen zonder hulp. Als ze ontdekken dat dat niet gaat, gaan ze nog liever ten onder dan dat ze open kaart spelen. Zo groot kan de schaamte zijn.
Als ouders vermoeden dat hun kind een probleem heeft en hun kind wil daarover niet met hen praten, moeten ze daarover niet moeilijk doen. Die opstelling van een kind is begrijpelijk. Het heeft niets te maken met slecht ouderschap of ondankbaarheid van het kind. Laten ze hun kind wel stimuleren er eens met een ander over te praten. Wie weet, heeft de vriend(in) van het kind een moeder met een luisterend oor. En voor een gesprek met een hulpverlener hoeft een puber ook niet bang te zijn, al doet hij het liever niet. Ook dat begrijpen we.