Als ik tel hoe vaak ik het woord reformatorisch in m’n leven tegenkom, ben ik wel even bezig. Onze kinderen zaten/zitten op scholen voor reformatorisch basis- en voortgezet onderwijs. M’n eerste baan vond ik op de redactie van het Reformatorisch Dagblad en die krant valt nog dagelijks bij ons op de mat. Kortom, het is nogal refo bij ons.
Krijgen onze kinderen dan ook een reformatorische opvoeding? zo vraag ik me af. Ik durf niet zomaar ja te zeggen. Als ik bijvoorbeeld lees hoe reformator Luther voor zijn kleuter de hemel schildert, weet ik één ding zeker: zo heb ik dat nooit gedaan. Als de kinderen aan mij hadden gevraagd of er in de hemel speelgoed is, zou ik een rechtstreeks antwoord hebben vermeden en vooral hebben uitgelegd wat ik uit de Bijbel over de hemel weet.
Maar dan Luther, in een brief aan zijn vierjarige Hans: “Ik weet een aardige, mooie en vrolijke tuin waar veel kinderen zijn, die gouden jasjes dragen. Zij rapen lekkere appels, peren, kersen en gele en blauwe pruimen onder de bomen. Ze zingen, ze springen en zijn gelukkig. Zij hebben ook leuke paardjes met gouden teugels en zilveren zadels.”
Dat klinkt toch als een speelparadijs? Met zo’n levendige schildering wakkert Luther het verlangen naar de hemel in ieder geval meer aan dan ik met mijn beschrijving van de feiten en met mijn voorbijgaan aan de speelbehoefte van het kind.
Nee, ik heb geen behoefte om in alles terug te gaan naar de manier waarop de reformatoren opvoedden. Luther vergat namelijk ook wel eens dat je de zon niet over je boosheid mag laten ondergaan. Maar afdalen naar het niveau van je kind en hem naar iets zo moois en zo groots laten verlangen, dat neem ik me voor om meer te doen.
Ben ik dan een echte refo?
Tekst: Margreet van den Berg- van Brenk