Waar een kerstverhaal voor kinderen een jaarlijkse traditie is op scholen en in kerken, is een kinderverhaal over de betekenis van Goede Vrijdag en Pasen minder bekend. Voor wie in het gezin ook graag een paasverhaal wil vertellen deel ik hier het verhaal van Micha en Milka: 'De Heere zal voorzien'. Vanaf ongeveer 7 jaar
Kijk daar eens, aan de waterkant, tussen het riet! Een jongen en een meisje. Wat zijn ze aan het doen? Het lijkt wel of ze iets laten drijven in het water. Ja, kijk maar! In het water drijven twee bootjes. Het zijn geen echte bootjes, nee, ze zijn zelf gemaakt. Met een touwtje zijn rietstengeltjes aan elkaar gebonden zodat ze kunnen drijven. De jongen en het meisje hebben elk een eigen bootje gemaakt en ze geven ze een duwtje, hop, de stroming van de rivier in. Ze hollen een eindje stroomafwaarts langs de rivier en gaan daar zitten wachten tot de bootjes eraan komen. Welk bootje zal het winnen? Het meisje, Milka, staat te springen van plezier. “Kijk eens, Micha, kijk eens! Het is mijn bootje hoor, dat voorop gaat. Zie je wel! Mijn bootje wint!” Als de bootjes voorbij gedreven zijn gaat Micha staan en klopt het stof van zijn kleren af. De felle Egyptische zon brandt op zijn hoofd. “’t Is tijd om naar huis te gaan, Milka, het wordt te warm om buiten te spelen”, zegt hij.
Samen lopen ze de stoffige weg af tot ze bijna thuis zijn. Dan gaat het kriskras tussen de kleine huisjes door. De vader van Uri, ook een vriendje van hen, staat met een grote schaal bij de voordeur van zijn huis en hij doopt er een bos rietstengels in. Met die kwast vol bloed begint hij langs de deurposten van zijn huis te strijken. Micha staat stil. “Wat doet hij, Milka, snap jij dat nu? Is dat bloed, daar in die schaal? Waarom smeert hij dat langs de deur?” Milka kijkt haar buurjongen een beetje bezorgd aan. “Heb je dat nog niet gehoord, dan? Weet je echt niet dat Mozes en Aäron opdracht hebben gegeven dat alle gezinnen van Israël een lam moeten slachten en het bloed langs de deurposten moeten strijken en vanavond een speciale maaltijd moeten houden?”
“Nee”, schudt Micha, “daar heeft mijn vader niets over verteld. Ik dacht wel dat er iets aan de hand was want mama was druk aan het schoonmaken thuis en papa zei dat ik maar met jou moest gaan spelen. Maar hij zei niet waarom. Maar... Zei je nu een lam? Zou... je denkt toch niet, Milka, dat mijn vader míjn lammetje ook zal slachten?” Ineens begint Micha te rennen. Milka had er nog niet zo over nagedacht, maar inderdaad, ze hebben bij Micha thuis geen ander lam dan het lammetje wat hij in een tijdje geleden gekregen heeft. Hij mocht er van zijn vader voor zorgen tot het groot genoeg zou zijn om mee te gaan met de kudde om te grazen op het veld. Milka rent al achter Micha aan. Ze speelden allebei zo graag met dat lammetje!
Als ze hijgend de hoek om rennen bij hun huis zien ze het meteen. Het huisje waar Milka met haar familie woont komt uit op hetzelfde binnenplaatsje als het huis van Micha en zijn ouders. Het is er een drukte van belang. Milka’s broers, haar vader en Micha’s vader staan in een kring om iets wits gebogen. Er is bloed en de kop van het lam hangt slap opzij. Micha geeft een schreeuw en rent erheen. “Dat is gemeen, dat is geméén! Dat is mijn lam, dat is gemeen!” Voor hij zich door de kring van mannen heen kan worstelen zijn er twee stevige armen die hem opvangen. Vader! Micha’s vuisten bonzen op de borst van zijn vader en hij worstelt om los te komen. Vader houdt hem stevig vast en neemt hem mee naar binnen toe. Hij neemt Micha op schoot alsof hij weer een kleine jongen is. Aarzelend komt Milka dichterbij. Het lijkt net of er een grote steen in haar buik zit. Micha is thuis maar alleen, hij heeft geen broers of zussen en dat lammetje sliep elke nacht naast hem. Was dit nu nodig?
Ze hoort Micha’s vader sussend tegen hem praten. “Het spijt me jongen, dat ik het je niet verteld heb. Ik was bang dat het je te veel verdriet zou doen. Maar nu zie ik dat je verdriet nog groter is. Het spijt me.” Als vader Milka ziet staan twijfelen bij de deur wenkt hij haar. “Kom maar, Milka, dan vertel ik een verhaal.” Hij zet Micha, die iets rustiger wordt, recht op zijn schoot en Milka gaat naast hen zitten. In het schemerdonker van het huisje klinkt de lage bromstem van Micha’s vader als hij vertelt.
“Lang geleden woonde onze vader Abraham in tenten in het land dat hem beloofd was door de Almachtige. Jullie weten wel dat de Almachtige hem ook een zoon beloofd had. Na vele jaren van wachten werd die zoon eindelijk geboren: Izak. Abraham en Sara waren heel dankbaar dat de belofte in vervulling was gegaan. Ze hielden ontzettend veel van Izak, omdat hij hun enige zoon was en omdat de Almachtige beloofd had dat uit Izak een groot volk geboren zou worden.”
Micha schuift wat dichter tegen vader aan. Hij voelt zich vaak net een beetje als Izak. Vader en moeder hadden op hem ook heel lang gewacht en ook hij was hun enige zoon. Vader vertelt verder:
“Op een dag nam Abraham zijn zoon Izak mee op reis. Ze zouden gaan offeren op de berg Moria. Aan de voet van de berg bleven de knechten met de ezel achter en gingen Abraham en Izak samen verder. Izak droeg het hout voor het offer op zijn schouders en het was zwaar. Na een heel eind lopen vroeg Izak: “Vader, we hebben hout bij ons en een mes en we kunnen vuur maken. Maar waar is het dier dat we zullen offeren?” Abraham zal misschien best een tijd gezwegen hebben voor hij antwoord gaf. “God zal Zelf voor een brandoffer zorgen, mijn zoon!” Wat Izak niet wist weten wij wel. De Almachtige had aan Abraham de opdracht gegeven om Izak, zijn enige zoon, waar hij zolang op had gewacht, te offeren. Hij moest hem doden als een offer voor de Almachtige”.
Micha vergeet haast adem te halen. Izak offeren? Moest Izak worden gedood? Maar... hoe kon Abraham gehoorzamen als de Almachige iets aan hem vroeg wat zo moeilijk was? Vaders stem vertelt intussen verder.
“Op de top van de berg maakt vader Abraham het altaar klaar. Hij legt het hout erop dat Izak heeft gedragen. En dan moet het gebeuren. Hij moet Izak vastbinden op het hout om hem te doden. Maar dan grijpt de Almachtige in! Als Abraham zijn arm met het mes omhoog heft komt de Engel naar hem toe en roept: “Abraham, Abraham! Doe uw zoon niets want nu weet ik dat U God vreest en dat u bereid was om uw zoon, uw enige, aan Mij terug te geven! Wat een blijdschap en opluchting en dankbaarheid zal daar geweest zijn voor Abraham en Izak! Op dat moment zien ze een ram die vastzit in de struiken en samen offeren ze die ram aan de Almachtige. ‘De Heere heeft het voorzien’, zei Abraham, want de Almachtige had Zelf die ram gestuurd en ervoor gezorgd dat het vast kwam te zitten in de takken zodat het zou sterven in de plaats van Izak. Zo noemde Abraham die plaats: ‘de Heere zal het voorzien’.
Micha, mijn zoon, de Almachtige voorziet ook vandaag. Dat lam dat vandaag moest sterven was jouw kameraad. Ik weet dat je ervan hield alsof het je broertje was. Mijn hart doet pijn omdat we je dat lam moesten afnemen. Maar de Almachtige heeft ermee voorzien! In de aankomende nacht zal God de zonden straffen. De Farao en zijn hele volk omdat hij ons volk niet wil laten vertrekken uit Egypte. Maar ook wij hebben straf verdiend omdat we de Almachtige keer op keer verdriet doen. De Engel van de Almachtige zal vannacht hier in Egypteland langs de huizen gaan. Hij zal alle oudste zonen doden, Micha, vanwege de zonden tegen de Almachige!”
Milka en Micha veren omhoog bij die woorden. Milka heeft ineens het gevoel dat haar keel wordt dicht geknepen. Micha stamelt: “zal Hij de oudste zonen doden? Maar...”
Vader klopt Micha op zijn rug. Stil maar. Ik zei het al. De Heere zal voorzien vannacht! Voor ons volk is er een uitweg. De straf, jouw dood, mijn zoon, hoeft ons niet te raken deze nacht. Het enige dat daarvoor nodig is, is bloed aan de deurposten. Als de verderfengel dat bloed zal zien zal hij ons huis voorbij gaan. De straf die wij verdiend hebben is verzoend door het offer van het lam. Het bloed van het lam geeft redding. Daarom moet deze dag een gedenkdag worden. We moeten hem vanaf nu jaar in jaar uit vieren met een maaltijd, om te gedenken aan wat de Heere gedaan heeft. Ook als jij groot geworden bent, Micha, als je zelf vader bent zal je erover vertellen aan je kinderen. Dat de Almachtige voorziet door het bloed van het lam. Het lam dat stierf in jouw plaats.”
Wat Micha en Milka nog niet konden weten, weten wij wel. Dat vele jaren na die bijzondere nacht in Egypte, waarin groot verdriet kwam in de huizen van Egypte, maar waar grote dankbaarheid was in de huizen van het volk van Israel, omdat een lam stierf in de plaats van het kind, vele jaren na die nacht kwam Jezus, het Lam Gods, om de straf op de zonde te dragen. Hij offerde Zichzelf. Hij gaf Zijn eigen leven in de plaats van... vijanden. Mensen vol zonde, die Hem elke dag weer zoveel verdriet doen. En toch gaf Hij voor hen Zijn leven!
Hij, die nooit zonde had gedaan, droeg de straf, zodat het weer goed kan komen tussen God en mensen. Door de zonde van de mensen, die al begonnen was in het paradijs, toen Adam en Eva aten van de boom, die zonde had ervoor gezorgd dat mensen straf verdienden en nooit meer bij de Heere zouden kunnen zijn. Maar de Heere bedacht een plan, Hij heeft Zelf een offer voorzien! Hij zond Zijn enige Zoon, het liefste dat Hij had, om te sterven voor zondaren.
Als ons hart, dat vies en vuil van zonden is, wordt schoon gemaakt door het bloed van het Lam, de Heere Jezus, dan heeft Hij onze straf gedragen en is het voor altijd goed tussen de Heere en ons. Niet omdat wij minder zonden zijn gaan doen. Niet omdat wij liever geworden zijn, of beter luisteren. Nee, alléén omdat de Heere Jezus onze straf wilde dragen. Omdat Hij stief in onze plaats.
Wat is het dan belangrijk om te weten dat ons hart is schoon gemaakt met dat bloed! Net als het bloed aan de deur van Micha’s huis, dat ervoor zorgde dat hij niet zou hoeven sterven! Denk je dat Micha die avond kon slapen? Ik denk het wel, als hij gezien had dat zijn vader het bloed van het lammetje, dat lammetje waar hij eigenlijk zoveel van hield dat hij het niet had willen missen, rondom de deuren had gestreken. Toen hij dat gezien had wist Micha: “nu is het goed. Nu kan ik slapen vannacht, ik hoef niet te sterven. De verderfengel zal aan ons huis voorbij gaan.”
Zo kunnen wij ook pas gerust zijn en vrede voelen in ons hart als het bloed van de Heere Jezus daar is. Dan weten we: “Nu is het goed. Nu hoef ik zelf mijn straf niet te dragen. Dat heeft de Heere Jezus voor mij gedaan.” Wat een groot wonder zal dat zijn!
En weet je wat het grootste wonder is? Dat de Heere Jezus stierf en in het graf gelegd werd, maar dat Hij ook is opgestaan! Hij leeft! Hij is nu in de hemel, bij Zijn Vader. Hij bidt daar voor Zijn kinderen op aarde. En eenmaal komt Hij terug op de wolken. Wie bij Hem hoort verlangt daarnaar en wacht daarop. Wie bij Hem hoort mag dan voor altijd bij Hem zijn. Wie bij Hem hoort zal Hem dan zien! Daar zal geen dood meer zijn, geen verdriet, geen ziekte en geen pijn. Daar zal alleen maar vreugde zijn. Omdat de Heere Jezus, het Lam van God, de dood heeft overwonnen is er eeuwig leven!