Computeren en het kinderbrein

Wat doet internetgebruik met het brein van kinderen en jongeren? Lees hierover meer via een artikel dat JM Ouders (19-06-2018) publiceerde.

Kleuters zijn verzot op de iPad, kinderen van 7 surfen al op internet en pubers zitten vijfenhalf uur per dag achter een beeldscherm. Welke invloed heeft dat op hun hersen-ontwikkeling? Wetenschappers rollen over elkaar heen met tegenstrijdige onderzoeksresultaten. Wat moet je nu als ouder?

Wilt u op uw geweten hebben dat de hersenen van uw zoon verschrompelen?’ In een telefonisch gesprek wrijft de Duitse psychiater en hersenonderzoeker Manfred Spitzer het er lekker in. Spitzer wil weten hoeveel uur per dag mijn puberzoon achter een scherm doorbrengt. Al gauw vier, vijf uur. Ik vertel er maar niet bij dat zijn smartphone bijna altijd aan staat.

‘U moet zich ernstig zorgen maken,’ zegt Spitzer. In rap tempo somt hij op aan welke risico’s ik mijn zoon blootstel: verschrompelde hersenen, geheugenproblemen, agressief gedrag, andachtsstoornissen, gameverslaving, emotionele afstomping. Ja, mijn zoon zit wel eens vloekend te gamen. En hij wordt pissig als ik de Wifi uitzet omdat het wel even genoeg geweest is. Maar verslaafd, agressief en dom? Voetballen doet hij net zo lief als computeren. Zijn schoolcijfers zijn goed en op vergeetachtigheid heb ik hem nooit kunnen betrappen.

‘Ik weet dat de meeste ouders de ogen liever sluiten,’ zegt Spitzer. ‘Ze zien ertegen op dat hun kinderen zichzelf moeten gaan vermaken.' Doe computer, tablet en smartphone de deur uit, is Spitzers advies. ‘Dat is de beste dienst die ouders hun kinderen kunnen bewijzen.’ Afgelopen zomer verscheen zijn boek in Nederland: Digitale dementie – Hoe wij ons verstand kapot maken. In Duitsland is het een bestseller. Spitzer vertelt dat hij steeds meer bijval krijgt. Van docenten die altijd al het gevoel hadden dat kinderen weinig opstaken van computeronderwijs. Van ouders die hun 10-jarige met geen stok meer naar buiten krijgen. Hij krijgt zelfs fanmail van i-teens van 13, 14 jaar: ‘U bent een van de weinigen die begrijpt hoe het werkt.’ ‘Laat je zoon mijn boek lezen,’ tipt hij. ‘Hij zal zich een ongeluk schrikken.’ Maar mijn zoon haalt na drie minuten bladeren zijn schouders op. ‘Honderdvijftig jaar geleden waren er ook gekken die de telefoon gevaarlijk vonden.’

Open zenuw
Het is verleidelijk om Spitzers boek af te doen als het achterhoedegevecht van een computerhater. Het is waar: hij ziet overal complotten van de ict-industrie. En hij haat alles waar een beeldscherm aan zit. Toch raakt hij ook een open zenuw. Nederlandse pubers zitten gemiddeld al vijfenhalf uur per dag achter een of meer beeldschermen, blijkt uit de cijfers van juni 2013 van het Onderzoekscentrum Jeugd en Media van de Universiteit van Amsterdam. Zeven dagen per week. Dat is drieënhalf uur meer dan vijftien jaar geleden. Het ziet er niet naar uit dat het plafond al is bereikt. Is dat verstandig? Wat doet dat met hun jonge hersens en hun gevoelsleven? Hollen we niet als schapen achter een ontwikkeling aan waarvan niemand de gevolgen nog kan overzien? En wat te denken van de nieuwe Steve Jobsscholen, waar kinderen van 4 al een eigen iPad krijgen?

Kweken we zo niet een generatie die essentiële vaardigheden mist? Spitzer, directeur van een psychiatrische universiteitskliniek, roept niet zomaar wat. Hij legt op basis van hersenonderzoek
uit hoe kinderen leren. Hoe dieper kinderen de voorgeschotelde kennis verwerken, hoe beter en uitgebreider de hersensporen die in het kinderbrein worden aangelegd. En dat is in sterke mate bepalend voor wat ze later als volwassene presteren. Bij het leren is het belangrijk dat kinderen direct contact hebben met andere mensen en echte ervaringen opdoen, stelt Spitzer. Iets begrijpen betekent ook letterlijk iets vastpakken: niet voor niets leren kinderen in vrijwel alle culturen rekenen met hun vingers. Dat geldt ook voor taal: door te schrijven prenten ze woorden in hun hoofd.

Door die opnieuw samen te stellen uit afzonderlijke letters die ze aandachtig op moeten schrijven, zetten ze allerlei hersengebiedjes aan het werk. Klikken met de muis of copy-pasten op Google zijn volgens hem veel passievere handelingen. Daardoor wordt kennis oppervlakkiger in de hersens opgeslagen. Daar komt bij dat informatie via internet altijd toegankelijk is. ‘Wie zich niet druk hoeft te maken dat hij iets moet onthouden, slaat kennis ook minder goed op,’ zegt Spitzer. Om zijn beweringen te staven, haalt hij bijna vierhonderd wetenschappelijke onderzoeken aan. Allemaal wijzen ze in dezelfde richting: beeldschermen staan goed leren en een gezonde ontwikkeling in de weg.

Goed begeleiden
Mariëtte Huizinga, hoofddocent onderwijsneurowetenschap aan de Vrije Universiteit inAmsterdam, noemt Spitzers stelling ‘een interessante hypothese’. Ze doet hersenonderzoek naar factoren die bijdragen aan goede schoolprestaties. Dat kinderen weinig leren van eindeloos scrollen op internet vindt ze aannemelijk: je moet kennis toepassen om het in te laten slijten. ‘Maar waarom zou dat niet digitaal kunnen,’ zegt ze. ‘Het gaat erom dat je kinderen goed begeleidt en goede oefeningen aanbiedt, afgestemd op hun ontwikkelingsniveau.’ Ze vindt het te vroeg om uitspraken te doen over de wenselijkheid van Steve Jobsscholen; de effectiviteit van dat experiment moet eerst maar eens grondig onderzocht worden.

Onderwijskundige Rob Martens is groot voorstander van het gebruik van tablets in het onderwijs. Hij is directeur van het Wetenschappelijk Centrum Lerarenonderzoek van de Open Universiteit. ‘Binnen twee, drie jaar is alle informatie altijd en overal ter wereld digitaal opzoekbaar. Als scholen daar niet op inspelen, worden het musea.’ Tablets en ict bieden de kans om iets te doen aan een van de grootste problemen in het onderwijs: gebrek aan motivatie bij leerlingen. Gebruik van de iPad sluit aan bij de belevingswereld van leerlingen. Je kunt de opgaven afstemmen op ieders niveau en de tablet kan met eindeloos geduld persoonlijke feedback geven. Ook denkt Martens dat het leren minder saai wordt: een filmpje van een brullende leeuw bij biologie is heel wat spannender dan een plaatje in een boek.

Martens: ‘Van al die dingen weten we dat ze de motivatie voor school aanzienlijk verbeteren.’ Worden de schoolprestaties daar ook beter van? Niemand die het met zekerheid kan zeggen. Minister Bussemaker van Onderwijs heeft onlangs flink gesneden in de subsidies van organisaties die scholen helpen bij het verstandig gebruik van ict, zoals Kennisnet en Martens eigen instituut LOOK. ‘Onbegrijpelijk,’ zegt hij. ‘Omdat er nog zo weinig ervaring mee is, moet je juist investeren in begeleiding en onderzoek.’

Wat meet je? Wat betekent internet voor de hersenontwikkeling op langere termijn? Hoe de hersenen van computerende kinderen zich ontwikkelen, is nog nauwelijks experimenteel onderzocht. Het lijkt eenvoudig: leg ze in de hersenscanner. ‘Dat is vreselijk lastig omdat internetgebruik zo veelomvattend is,’ zegt Huizinga. ‘Je weet eigenlijk niet wat je meet.’ Bovendien verandert internet razendsnel. Zo was Hyves vier jaar geleden nog enorm populair – en nu alweer bijna verdwenen. Het is wel mogelijk om onderzoek te doen naar de hersenen van kinderen als ze bepaalde computertaken uitvoeren. Huizinga en haar onderzoeksgroep hebben deze zomer het eerste deel van een langlopend onderzoek afgerond naar de zogenaamde executieve hersenfuncties van jonge pubers. Dat zijn functies die je nodig hebt om je gedrag in goede banen te leiden: plannen, plannen uitvoeren en problemen oplossen.

Allemaal van belang voor goede schoolprestaties. Wat blijkt? Pubers die heel vaak veel media tegelijk gebruiken – altijd sms’en voor de tv met de iPad op schoot bijvoorbeeld – hebben veel meer moeite met plannen en dingen onthouden. Ze kunnen zich ook minder goed concentreren. En ze hebben meer moeite om weerstand te bieden aan druk van buitenaf. Bijvoorbeeld van vrienden die hen overhalen om iets leukers te doen dan huiswerk maken. Moeten we ons daar zorgen om maken? ‘Ja,’ zegt Huizinga. ‘Maar het gaat om een kleine groep. De overgrote meerderheid heeft die problemen niet.’

Honderden onderzoeken
Wat Huizinga vond, is in lijn met honderden andere onderzoeken naar het effect van internet en social mediagebruik op kinderen, zegt hoogleraar Media Jeugd en Samenleving Patti Valkenburg van de Universiteit van Amsterdam. Zij leidt een van de grootste onderzoeksgroepen naar media en jongeren. Valkenburg: ‘De meeste jongeren gebruiken het internet goed. Of het nu gaat om gameverslaving, agressie, impulsief gedrag of aandachtsproblemen: het is maar een kleine groep beeldschermkinderen die schade lijkt op te lopen.’ Er is nog geen enkele aanwijzing dat kinderen dommer worden, zegt ze. En naast studies die negatieve effecten van internet laten zien, zijn er ook talloze studies die positieve effecten aantonen. Zo kunnen games de ooghandcoördinatie, ruimtelijk inzicht en het leren bevorderen. Valkenburgs eigen onderzoek naar social media toont aan dat de meeste kinderen – in weerwil van wat Spitzer beweert – daar niet eenzamer van worden. Online contact maakt bestaande vriendschappen juist hechter. Het geeft de meeste kinderen meer zelfvertrouwen.

Vertroebeld beeld
Wat de discussie vertroebelt, is dat overmatig gebruik van internet verward wordt met normaal gebruik, zegt Valkenburg. ‘Er is een kleine groep kinderen die bijna alle tijd spendeert aan
internet. Bij die groep lijkt internet schade aan te richten.’ Omdat onderzoekers hun resultaten graag voor grote groepen willen laten opgaan, zie je in veel studies kleine negatieve effecten van internet. Terwijl het in feite niet gaat om een klein negatief effect bij alle kinderen, maar om grotere effecten bij een kleine groep.

In Nederland gaat het naar schatting om 5 procent van alle jongeren die buitensporig vaak actief is op Facebook en andere social media (vooral meisjes). Excessief gamen komt bij ongeveer 3 procent (vooral jongens) voor. Die jongeren zijn inderdaad eenzamer en hebben meer moeite om zich te concentreren. Ook hebben ze veel problemen thuis en op school. Valkenburg: ‘Dat moet je niet bagatelliseren, want het gaat wel om tienduizenden kinderen. Maar je moet ook niet overdrijven.’

Worden die problemen veroorzaakt door internetgebruik? Of zijn kinderen met problemen meer geneigd tot excessief internetgebruik? Op dat kip en ei-probleem is nog geen eenduidig antwoord te geven. ‘We weten inmiddels dat mediagebruik voor een deel bepaald wordt door de persoonlijkheid,’ zegt Valkenburg. Zo spelen kinderen met een agressief temperament vaker gewelddadige games. Het effect van die games is bij hen ook groter. En als ze uit een gezin komen waar geweld wordt gebruikt, zijn ze eerder geneigd om te denken dat geweld in games normaal is: iets wat erbij hoort. Valkenburg: ‘Bij zulke kinderen is er sprake van een spiraal van beïnvloeding.’ De grote uitdaging is om te achterhalen wat de belangrijkste voorspellers van verkeerd internetgebruik zijn. Zodat je kinderen die extra gevoelig zijn, eruit kunt pikken. Zover is het helaas nog niet.

Gezond verstand
Ondertussen moeten ouders gewoon hun gezonde verstand gebruiken, zegt Valkenburg. Iedereen kan op zijn klompen aanvoelen dat het niet verstandig is dat kinderen van 7 geweld- of pornosites bezoeken. Of dat ze slecht slapen als ze tot middernacht aan het gamen zijn. Ook is het verstandig dat ouders zich realiseren hoe groot de verleiding van al die interactieve speeltjes is. Valkenburg: ‘Het is heel makkelijk om onmatig te worden. Dat begint al op jonge leeftijd.’

Gelukkig kunnen ouders redelijk wat invloed uitoefenen, blijkt uit haar onderzoek. Hoe? Door afkeuring te laten blijken als er geweld wordt gebruikt, bijvoorbeeld. Maar het belangrijkste is dat je heel vroeg begint met regels stellen en die consequent handhaaft. Het helpt als je steeds duidelijk uitlegt waarom iets wel of niet mag. ‘Dit is nog niet voor jouw leeftijd.’ Of: ‘Het is goed voor je houding om na een uur even iets anders te gaan doen.’ Valkenburg: ‘Als er een weer een nieuw speeltje bijkomt, kun je het beste direct opnieuw afspraken maken. Dat je zelf nog niet zo goed weet wat de nieuwste rage inhoudt, maakt niet zoveel uit.’

Bij pubers is het een stuk lastiger. Die beschouwen hun mediagebruik als strikt persoonlijk terrein. Net als kleding: daar mogen ouders zich niet mee bemoeien. ‘Veel ouders proberen op hun schuldgevoel te werken, maar dat werkt alleen maar averechts,‘ zegt Valkenburg. Met duidelijke grenzen en vooral consistent zijn, bereik je meer. ‘Eigenlijk net als in de tijd dat er nog geen tv en internet was.’

Bron: JM Ouders



Opvoeden doe je samen!

Leer van elkaar door het onderlinge gesprek! Wij komen graag naar jullie voor toerusting op maat. Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag per mail aan Thera.

Neem contact op

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

Stuur je tip in

Internet

Meer over

Stel je eigen inspiratielijst samen

Voeg met behulp van het plusje items toe aan je inspiratielijst. Al je favorieten in één lijstje overzichtelijk bij elkaar!