Er zijn van die onderzoeken waar ik altijd een beetje chagrijnig van word. Dan proberen ze uit te zoeken hoeveel tijd een kind jou als ouder kost. Of hoeveel geld je aan hem kwijt bent, tot hij z’n eigen geldboontjes kan doppen. Als je de resultaten op je laat inwerken, ga je je terstond afvragen of de kinderzegen wel een zegen is. Blijkt het niet meer een kruis dat je te dragen krijgt? Of een last die je moet zien te voorkomen?
Een kind vraagt oneindig veel meer van je dan tijd en geld. Het daagt je uit tot zelfopoffering en vraagt: Wil je er voor me zijn, ook als ik meer tijd (en geduld?) van je vraag dan een gemiddeld kind? Wil je er voor me zijn, ook als ik geen liefde teruggeef? Ben je er als ouder voor mij of ben ik er voor jou?
Het woord zelfopoffering klinkt zwaar en daarmee doet het recht aan de opvoedpraktijk. Als ik kon kiezen tussen zelf een cursus volgen of m’n kind een zindelijkheidstraining geven, koos ik direct het eerste. Dan zou ik lekker veel leren. Bij de zindelijkheidstraining leer ik ook veel, maar dan vooral over de kanten van mezelf die ik liever niet onder ogen kom: m’n ongeduld en m’n neiging tot voorwaardelijke liefde.
Is een kind dan eigenlijk wel een zegen? Ja, een heel bijzondere zelfs. Het is één grote test of je liefde hebt door te geven. En of je jezelf helemaal wilt geven. Zelfopofferende liefde. Daarmee roei je tegen de stroom van de huidige ik-cultuur in.
De combinatie van liefde en zelfopoffering vind ik in geen opvoedonderzoek terug. Ze zijn niet meetbaar. Ik voel me blij en dankbaar dat ik die onmetelijke, zelfopofferende liefde in een heel oud Boek en dan vooral in één Persoon wel aantref.
Tekst: Margreet van den Berg - van Brenk