Ze was een kleuterjuf met een bijzonder oog voor bijzondere kinderen. Nu is ze trainer en coach op het gebied van buitenspelen.
Volgens Marja van Delden (51) ligt dat in elkaars verlengde: “Er kwam een nieuwe kleuter op school die het hele uur van buitenspelen op één tegel bleef staan. Ik dacht toen: Dat mag morgen niet weer gebeuren. Vanaf dat moment wilde ik uitzoeken wat dit meisje nodig heeft om het buiten ook fijn te hebben, net als de andere kinderen. Het huis in Zwolle, waar Marja met haar man en hun twee puberzonen woont, straalt warmte en creativiteit uit. Op veel plekken vind je een persoonlijk tintje van de bewoners. Op de vensterbank liggen stapeltjes tijdschriften waar ze graag in bladert, van opvoedbladen tot Psychologie en Eva. Vanuit dit huis werkt Marja sinds 2011 voor Kommee, haar eigen coaching- en adviesbureau.
Hoe is het met de kleuter?
„Ik bedacht me dat we nog ergens een map met buitenspelideeën op de plank hadden staan. Die heb ik erbij gepakt en we zijn begonnen met het aanbieden van activiteiten op het plein om haar uit de tent te lokken. Dat lukte. Voordat we naar buiten gingen, zei ik: Over 5 minuten ben ik bij de boom en dan leg ik uit wat de activiteit is. Dan konden eerst de kinderen die zelf wilden spelen aan de slag gaan, en kon ik me daarna richten op de kinderen die zich bij de boom hadden verzameld. Dat verzamelen alleen al geeft iets samenbindends. Een kind hoeft daar niet alleen te staan, maar ze staan met elkaar te wachten om met elkaar iets te gaan doen. Na een paar weken vroeg de moeder van het meisje: Wat is er gebeurd? Ze vindt buitenspelen nu leuk.”
Heb je dan zelf nog pauze?
„Zo denk ik helemaal niet. Ik weet na jaren onderwijs hoe intensief het kan zijn om ieder kind te bieden wat hij nodig heeft. Dan ben je soms gewoon heel moe. Maar een kind dat buiten spel staat, kun je toch niet aan z’n lot overlaten? Het lijkt trouwens alsof ik het hele buitenspeeluur bezig was, maar dat is niet zo. Ik speelde tien minuten mee en liet ze daarna zelf verder spelen. Ik durf te wedden dat je daarna veel meer geniet van je kop koffie, omdat alle kinderen het naar hun zin hebben en niet uit verveling over van alles en nog wat komen klagen. Er zijn ook scholen waar ze kinderen die niet buiten willen spelen, laten computeren, maar daarmee help je een kind niet. Zo’n meisje knapt ervan op als ze durft los te komen van die ene tegel en met anderen bezig is. Je noemt het trouwens pauze, maar voor de onderbouw is buitenspelen lestijd. Kleuters hebben ongeveer 7 uur per week beweging. Dan vind ik dat je daar als leerkracht in moet investeren. De map met 1001 spelideeën die ik opnieuw heb uitgegeven, kan daarbij helpen. Maar het belangrijkste is dat je de kinderen echt ziet. Dat het kind merkt dat jij er alles aan doet om het buitenspelen ook voor hem oké te maken.”
Meestal gaat het buiten spelen toch prima?
„Ja, gelukkig wel. Voor de meeste kinderen is het buitenspelen op school dan ook een verademing. Dan hoeven ze eindelijk niet precies te doen wat de leerkracht zegt. Maar er zijn in iedere klas ook kinderen voor wie dit stress oplevert. Dat zijn de kinderen die motorisch of sociaal minder vaardig zijn. Binnen is alles veilig en gestructureerd. Bij dat ene kind zit bijvoorbeeld een sticker op de tafel om hem te helpen herinneren wat hij moet doen. Buiten vallen alle regels weg. Er kan keuzestress zijn: wat moet ik doen? Of sociale angst: met wie kan ik spelen? In het gunstigste geval zijn alleen je eigen klasgenoten en je eigen juf op het plein. Als je pech hebt, nog twee groepen en een juf die je helemaal niet kent. En het plein is zo groot. Overal kan zomaar iemand vandaan komen. Voor deze kinderen maakt een klein beetje hulp van de juf het verschil tussen fijn buiten spelen of met buikpijn buiten rondlopen. Mijn motto is: Kleine moeite, groot plezier.”
Wat deed je vroeger met je jongens?
„Onze jongens waren en zijn geen echte buitenspelers. Ik trok er wel op uit met ze. Dan gingen we bijvoorbeeld met z’n vieren op de fiets door Zwolle en dan mochten de kinderen de route bepalen. Dan fietsten we van speeltuintje naar speeltuintje. Een vuurtje maken met een vergrootglas, daar waren ze trouwens altijd voor in. Toen we hier kwamen wonen, heb ik meegedacht over de invulling van het gezamenlijke plein achter ons huis. Het is een leuke plek geworden, maar ik zou het met de kennis die ik nu heb, heel andere input gegeven hebben. Er is een grote zandbak, dat is heel mooi. Maar verder is het erg netjes afgewerkt allemaal. Nu zou ik een lans breken voor hoogteverschillen en voor bosjes om je in te kunnen verstoppen. En ook voor een rommelhoek waar losse spullen mogen liggen. Toen onze buurman een keer een karretje vol takken had, heeft hij die op het pleintje gegooid. De kinderen vermaakten zich er prima mee, maar de andere ouders vroegen direct: „Wanneer gaat die zooi weer weg?” Wat mij betreft, blijven die stokken daar een maand liggen. Daarna heeft iemand misschien wel een lading autobanden over. Variatie helpt kinderen om te blijven spelen.”
Waarom meer mogelijkheden?
„Ik denk aan de Groen van Prinsterschool in Kampen. Als je daar binnenkomt, zie je een bordje met de tekst: “God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf”. Als christen kun je laten zien wat Jezus op aarde deed: oog hebben voor de zwakken. Dat komt niet alleen tot uiting tijdens de godsdienstles, maar ook op het schoolplein. Dat is de plek waar de meeste pijn voorkomt, omdat kinderen zich er onveilig en alleen kunnen voelen.
Bij sommige leerkrachten gaan de luiken dicht, als ik vertel over de mogelijkheden om het voor iedereen leuk te maken buiten. Dan vraag ik: Ben je zo krachtig om je behoefte 10 minuten uit te stellen? Zeg dat het in de meeste groepen voor twintig kinderen niet nodig is, maar voor tien wel. Dan kun je toch na een kwartier heerlijk van de spelende kinderen en de koffie genieten? Die koffie heb je dan echt verdiend! Op de school in Kampen vragen ze ouders om per toerbeurt een idee uit te werken, zodat de extra belasting voor de leerkracht minimaal is. Daar is het kwartje dus gevallen. En ik ben met ieder kwartje blij, want dan loopt er weer een kind minder met buikpijn rond.”
Map
De map “Buitenspelen- suggesties voor buitenspelactiviteiten met jonge kinderen”, staat boordevol inspirerende tips. Wat vooral opvalt, is de eenvoud van de ideeën. De meeste spellen kosten bijna niets, maar geven veel speelplezier. Uit deze map komen de buitenspeeltips elders in dit katern. De map kost 109 euro (inclusief verzendkosten) en is te bestellen via www.kommee.com. Via facebook geeft Marja van Delden wekelijks een buitenspeeltip. Hieronder drie ideeën uit de map:
Kanalen en vijvers in het zand
Knip eerst stroken en stukken plastic uit afvalzakken. Laat ze een kuil maken in de zandbak en deze afdichten met een stuk plastic de randen van het plastic worden met zand vastgezet. Vul de kuil met water. Afhankelijk van de grootte van de zandbak kun je ze nog twee of meer vijvers laten maken. Hoe kun je vijvers door middel van kanalen met elkaar verbinden? Laat ze zelf ontdekken en proberen hoe de stukken plastic elkaar moeten overlappen, zodat het water niet weglekt. Maak van de ene vijver bijvoorbeeld een zwembad met een duikplank, van de andere een haven met hijskraan, bootjes en poppetjes. Maak bruggetjes over de kanalen. Kunnen de boten er wel onderdoor of moet de brug hoger? Wil je een dammetje bouwen? Vul dan plastic zakjes met zand en bind ze dicht met een elastiek. Dat water komt er niet meer door!
Allemaal een eigen tent
De meest gemaakte tent is waarschijnlijk die van een tafel met een kleed erover. Heerlijk, zo’n eigen huisje. De schommel is ook ideaal voor een tent: span twee lijnen horizontaal, halverwege de zijstangen van het schommelframe. Drapeer hier de gordijnen over en zet ze aan de onderkant vast met haringen. Een klimrek is voor een tentenmaker nog eenvoudiger: hup, kleed erover en het vanbinnen aankleden van het huis kan beginnen. Heb je een hekje en een matras tot je beschikking? Maak dan met wasknijpers een kleed vast aan de bovenkant van het hek en sla de onderkant van het kleed om het matras. Wie z’n tent meer als een echt huis wil maken, kan een raampje uit het laken knippen of de kinderen de tegels en ramen op het kleed laten verven. Wil je kind Eskimo zijn? Geef hem dan vier of vijf grote paraplu’s en een groot laken en de Eskimo kan aan de slag om zijn huis te maken. Vertel nog wel dat de punten van de paraplu scherp zijn, gelukkig niet zo scherp als die van een harpoen…
Zullen we ballen?
Een groepje van vier en zo dol als een tierelier. Het spel wordt gespeeld in groepjes van vier en kan eenvoudig moeilijker worden gemaakt. Deze vier kinderen hebben twee ballen en stellen zich op in een vierkant van 1 tot 3 meter. Een van de kinderen zegt “ja” en de spelers gooien tegelijkertijd hun bal naar het volgende kind, dat de bal opvangt en gelijk weer door gooit. De kinderen moeten dus gooien en direct een kwartslag draaien omdat de volgende bal kan komen.
Variaties:
- Gooi de bal de andere kant op
- Gooi de bal naar het kind tegenover je
- Laat de bal een keer stuiteren
- Speel het spel met drie of zelfs vier ballen
- Speel het met verschillende soorten ballen
- Laat een kind dat zelf niet meespeelt, opdrachten geven